CITATEN

De beste citaten uit Het menselijk handelen

Arbeid

"De werknemer is de werkgever geen dank verschuldigd; hij is hem een bepaalde hoeveelheid arbeid van een bepaalde type en kwaliteit verschuldigd." (Hoofdstuk 21)

"De zwoeger ziet zijn werk als een middel om een beoogd doel te bereiken en de vordering van zijn werk verheugt hem als iets dat hem dichterbij zijn doel brengt. Zijn plezier is een voorproefje van de genoegdoening die de middellijke bevrediging zal opleveren. In het kader van maatschappelijke samenwerking uit dit plezier zich in de voldoening van het in staat te zijn om zich in het maatschappelijk lichaam staande te houden en diensten te leveren die de medemens op prijs stelt doordat zij ofwel zijn producten kopen ofwel de door hem verrichte arbeid vergoeden. De arbeider geniet van het zelfrespect dat hij krijgt, het bewustzijn van het voorzien van zichzelf en zijn familie en het niet afhankelijk van andermans genade zijn." (Hoofdstuk 21)

"De arbeider is ondernemer in zoverre zijn lonen bepaald worden door de prijs die in de markt te verdienen zijn voor het soort werk dat hij kan verrichten. Deze prijs schommelt in lijn met veranderingen in de omstandigheden, vergelijkbaar met de manier waarop de prijs van ieder andere productiefactor schommelt." (Hoofdstuk 14)

"Het enige middel om een mens tot meer en beter werk aan te zetten, is het bieden van een hogere beloning. Het is zinloos om hem met arbeidsvreugde te lokken. Toen de dictators van Sovjet-Rusland, Nazi-Duitsland en het fascistische Italië aan arbeidsvreugde een belangrijke functie binnen hun productiesysteem toebedeelden, bleven de resultaten achter bij hun verwachtingen." (Hoofdstuk 21)

"Het is onzinnig om het gehele product aan de leveranciers van arbeid toe te rekenen en de bijdragen van de leveranciers van kapitaal en ondernemersideeën weg te cijferen. Bruikbare goederen worden niet door fysieke inspanning op zich voortgebracht, maar door fysieke inspanning die bekwaam door de menselijke geest naar een bepaald doel wordt geleid." (Hoofdstuk 15)

"Lonen worden niet betaald voor de bestede arbeid, maar voor arbeidsprestaties die onderling sterk in kwaliteit en kwantiteit verschillen." (Hoofdstuk 7)

"Hoe ongemakkelijk zou het voor een Amerikaanse arbeider zijn als hij gedwongen werd om te leven als een middeleeuwse jonkheer, en de sanitaire voorzieningen en andere snufjes zou moeten missen die hij vandaag de dag als vanzelfsprekend beschouwt! " (Hoofdstuk 21)

"Wanneer een werkzoekende de baan die hij beoogt niet kan bemachtigen, dan moet hij op zoek naar een andere functie. Als hij geen werkgever kan vinden die bereid is om hem zoveel te betalen als hij zou willen verdienen, dan moet hij zijn verwaandheid laten varen. Als hij niet bereid is dat te doen, zal hij geen baan bemachtigen. Hij blijft werkloos. Wat werkloosheid veroorzaakt, is het feit dat — in strijd met de hierboven genoemde doctrine van het onvermogen van de arbeider om te wachten — diegenen die lonen willen verdienen kunnen en willen wachten." (Hoofdstuk 21)

"Bijstand die aan de werklozen wordt verleend, laat werkloosheid niet verdwijnen. Het maakt het voor werklozen gemakkelijker om niets te blijven doen." (Hoofdstuk 30)

"In een markteconomie verkoopt de arbeider zijn diensten zoals andere mensen hun goederen verkopen. De werkgever is niet de opperheer van de werknemer. Hij is simpelweg de koper van diensten die hij tegen hun marktprijs moet kopen." (Hoofdstuk 21)

"Arbeid is schaarser dan materiële productiefactoren." (Hoofdstuk 7)

Banken

"Het moet benadrukt worden dat de vraagstukken over de wettelijke beperkingen op de uitgifte van omloopmiddelen enkel relevant werden, omdat overheden bijzondere privileges aan een of meerdere banken hadden verleend en daarmee de vrije ontwikkeling van het bankieren hadden verhinderd. Als de overheden nooit ten voordele van bepaalde banken hadden ingegrepen, als ze nooit sommige banken hadden ontheven van de verplichting om — die voor alle andere individuen en bedrijven in een markteconomie wél geldt — in volledige overeenstemming met de contractuele voorwaarden aan hun betalingsverplichtingen te voldoen, dan was dit vraagstuk over het bankwezen nooit ter sprake gekomen. De natuurlijke grenzen van een kredietexpansie zouden effectief zijn geweest. Zorgen om de eigen solvabiliteit zou iedere bank ertoe hebben gedwongen om voorzichtig te zijn met het uitgeven van omloopmiddelen. De banken die zich niet aan deze onmisbare regels zouden hebben gehouden, zouden failliet zijn gegaan. En het publiek, door schade en schande wijs geworden, zou tweemaal zo wantrouwig en terughoudend zijn geworden." (Hoofdstuk 17)

"Toen de Bank of England haar uitstaande bankbiljetten conform de contractvoorwaarden uitbetaalde, verleende het niet op onzelfzuchtige wijze een essentiële dienst aan het Britse volk. Het deed eenvoudigweg wat iedere huisvrouw bij het betalen van de boodschappen doet. Het idee dat het lovenswaardig is wanneer een centrale bank haar vrijwillig aangegane verplichtingen nakomt, kon enkel ontstaan omdat overheden deze banken voortdurend het privilege verleenden om haar klanten de betaling te weigeren waar zij wettelijk recht op hadden. Centrale banken werden in feite steeds meer onderafdelingen van de overheid, pure werktuigen van kredietexpansie en inflatie. Het maakt praktisch gezien geen enkel verschil of ze wel of niet in overheidsbezit zijn en direct door ambtenaren worden beheerd. In wezen zijn banken die omloopkrediet verstrekken in elk land vandaag de dag niets ander dan filialen van de overheid." (Hoofdstuk 17)

"Er bestaat niet zoiets als een ‘valutaoorlog’ tussen centrale banken. Er is geen sprake van duistere krachten die de positie van een bank ‘aanvallen’ en de stabiliteit van de wisselkoersen bedreigen. Er is geen ‘verdediger’ nodig om het valutasysteem van een land te ‘beschermen’." (Hoofdstuk 17)

"Het belang van flitskapitaal in monetaire zaken is de uitkomst van het één-reserve- systeem. Om het voor de centrale banken gemakkelijker te maken om aan kredietexpansie te beginnen, streefden de Europese overheden lang geleden naar een samenvoeging van de goudreserves van hun land bij de centrale banken. De andere banken (de commerciële banken — dat wil zeggen, banken waaraan geen bijzondere privileges zijn verleend en het niet is toegestaan om bankbiljetten uit te geven) beperken hun kasgeld tot de vereisten van hun alledaagse transacties. Zij houden niet langer een reserve tegenover hun direct opeisbare passiva aan. Zij achten het niet noodzakelijk om de looptijden en aflossingsdata van hun verplichtingen en bezittingen op een dusdanige wijze in evenwicht te houden dat ze altijd in staat zijn om zonder hulp aan hun verplichtingen ten aanzien van hun schuldeisers te voldoen. Ze vertrouwen op de centrale bank. Wanneer de schuldeisers meer dan het ‘gebruikelijke’ bedrag willen opnemen, lenen de particuliere banken de benodigde geldsommen van de centrale bank. Een particuliere bank beschouwt zichzelf liquide wanneer het een toereikende hoeveelheid bezit van ofwel onderpand waartegen de centrale bank krediet wil verlenen ofwel genoeg waardepapier dat de centrale bank zal verdisconteren." (Hoofdstuk 17)

"Er bestond geen enkele reden om op het gebied van bankieren het principe van vrij ondernemerschap te laten varen." (Hoofdstuk 17)

"Het is voor onze tijdsgenoten buitengewoon moeilijk om zich de omstandigheden van het vrij bankieren voor te stellen, omdat zij overheidsinmenging in bankieren als vanzelfsprekend en noodzakelijk beschouwen." (Hoofdstuk 17)

"Wat nodig is om verdere kredietexpansies te voorkomen, is om de algemene regels van de commerciële en burgerrechtelijke wetten die ieder individu en bedrijf dwingen om volledig conform de contractvoorwaarden aan alle betalingsverplichtingen te voldoen, ook op het bankwezen toe te passen." (Hoofdstuk 17)

Concurrentie

"Diegenen die pleiten voor vrij ondernemerschap en vrije concurrentie verdedigen niet de belangen van de rijken. Zij willen een vrije hand voor de onbekende ondernemer van morgen, wiens vindingrijkheid de levens van komende generaties aangenamer zal maken. Zij willen de weg voor verdere economische verbeteringen openlaten. Zij zijn de vertegenwoordigers van materiële vooruitgang" (Hoofdstuk 3)

"In de wereldomvattende veiling, genaamd de markt, zijn zij de bieders op de productiefactoren. Bij het bieden zijn zij, als het ware, de vertegenwoordigers van de consumenten. Iedere ondernemer vertegenwoordigt een ander aspect van de consumentenbehoeften, ofwel een verschillend product ofwel een andere wijze om hetzelfde goed te produceren." (Hoofdstuk 16)

"Concurrentie heeft als functie om ieder lid van de samenleving die positie te laten bekleden waarin hij het beste de gehele samenleving en al haar leden kan dienen." (Hoofdstuk 6)

"De rol die goodwill op de markt speelt, schaadt of beperkt de concurrentie niet. Iedereen is vrij om goodwill te verwerven, en iedere bezitter van goodwill kan eens verworven goodwill verliezen." (Hoofdstuk 16)

"De vrijheid van de mens onder het kapitalisme is een gevolg van concurrentie." (Hoofdstuk 15)

Conjunctuurcyclus

"Het klopt dat er zoiets als de varkenscyclus en gelijksoortige verschijnselen in de productie van andere agrarische producten bestaan. Maar de periodieke terugkeer van zulke cycli komt door het feit dat boeren niet in grote mate geraakt worden door de straffen die de markt tegen inefficiënte en klunzige ondernemers toepast. Deze boeren zijn niet verantwoordelijk voor hun handelingen, omdat zij de troetelkinderen van overheden en politici zijn. Als dit niet zo was, zouden ze al lang geleden failliet zijn gegaan en zouden hun voormalige boerderijen door verstandigere mensen worden geleid." (Hoofdstuk 20)

"De hausse leidt tot verarming. Maar nog desastreuzer zijn haar morele verwoestingen. Ze maakt mensen neerslachtig en moedeloos. Hoe optimistischer de mensen onder de schijnvoorspoed van de hausse waren, hoe groter hun wanhoop en gevoel van frustratie uiteindelijk is. Het individu is altijd bereid om zijn geluk toe te schrijven aan zijn eigen efficiëntie en als een welverdiende beloning voor zijn talent, werk en integriteit te zien. Daarentegen wordt tegenspoed altijd aan andere mensen toegerekend en vooral aan de onrechtvaardigheid van maatschappelijke en politieke instituties. Men berispt de autoriteiten niet voor het stimuleren van de hausse. Men geeft op hen af vanwege de onvermijdelijke ineenstorting." (Hoofdstuk 20)

"De cyclische conjunctuurschommelingen [zijn] geen verschijnselen die van de vrije markt afstammen, maar een product van overheidsinmenging in het bedrijfsleven, gericht op het verlagen van de rente tot onder de hoogte waarop rente op de vrije markt zou hebben gestaan." (Hoofdstuk 20)

Discriminatie

Geld

"Tweehonderd jaar lang hebben de overheden zich bemoeid met de geldkeuze van de markt. Zelfs de meest vooringenomen étatisten durven niet te beweren dat deze bemoeienis goed heeft uitgepakt." (Hoofdstuk 17)

"De beschikbare geldhoeveelheid in de gehele economie is altijd toereikend om iedereen te voorzien van alle diensten die geld verleent en kan verlenen." (Hoofdstuk 17)

"Enkel overheden zijn verantwoordelijk voor het verspreiden van het bijgelovige ontzag waarmee de gewone man naar ieder stuk papier kijkt waarop de overheid of één van haar onderafdelingen de magische woorden wettig betaalmiddel hebben gedrukt." (Hoofdstuk 17)

"Fiatgeld is geld dat alleen bestaat uit coupons die niet voor industriële doeleinden gebruikt kunnen worden, noch een vordering op iemand vertegenwoordigen." (Hoofdstuk 17)

"Alle hedendaagse overheden zijn fanatiek aan een gemakkelijk-geldbeleid toegewijd." (Hoofdstuk 20)

"Sommige personen worden als monetaire gekken bestempeld. De monetaire gek bepleit een methode om iedereen welvarend te maken door middel van monetaire maatregelen. Zijn plannen zijn een illusie. Niettemin zijn ze de consequente uitwerking van een monetaire ideologie die door de hedendaagse publieke opinie volledig wordt goedgekeurd en door bijna alle overheden wordt omarmd. Met de bezwaren die economen tegen deze ideologische fouten uiten, wordt geen rekening gehouden door overheden, politieke partijen en de pers." (Hoofdstuk 9)

"Een ruilmiddel zonder verleden is ondenkbaar." (Hoofdstuk 17)

"Enkel overheden zijn verantwoordelijk voor het verspreiden van het bijgelovige ontzag waarmee de gewone man naar ieder stuk papier kijkt waarop de overheid of één van haar onderafdelingen de magische woorden wettig betaalmiddel hebben gedrukt." (Hoofdstuk 17)

"Sommige personen vinden monetaire calculatie weerzinwekkend. Zij willen niet uit hun dagdromen ontwaken door de stem van de kritische rede. De werkelijkheid vervult hen met afschuw. Zij verlangen naar een gebied van grenzeloze mogelijkheden. Zij walgen van de onbeschoftheid van een maatschappelijke orde waarin iedereen genoeglijk in dollars en stuivers rekent." (Hoofdstuk 13)

Gelijkheid

"Economen dienen in hun redenering nooit het feit te negeren dat de aangeboren en verworven ongelijkheden tussen mensen tot verschillen leidt in hun aanpassing aan de omstandigheden van hun omgeving." (Hoofdstuk 16)

"Wanneer de Amerikaanse werknemer gelijkheid eist, bedoelt hij dat de dividenden van de aandeelhouders aan hem gegeven moeten worden. Hij verlangt geenszins een beperking van zijn eigen inkomen ten gunste van de 95 procent van de wereldbevolking van wie het inkomen lager ligt dan het zijne." (Hoofdstuk 35)

"Wat de mensen die om gelijkheid vragen in gedachten hebben, is altijd een stijging van hun eigen consumptievermogen." (Hoofdstuk 35)

"Gelijkheid van mogelijkheden is geen factor in prijsgevechten en schoonheidswedstrijden, noch in enig ander concurrentieveld, biologisch of maatschappelijk. De overgrote meerderheid van de mensen wordt door de fysiologische structuur van hun lichaam de mogelijkheid ontzegt om de eretitels van een bokskampioen of schoonheidskoningin te kunnen behalen. Slechts een beperkt aantal mensen kan op de arbeidsmarkt als operazangers en filmsterren concurreren." (Hoofdstuk 15)

Geluk

"Niemand is in een positie om te beslissen wat een medemens gelukkiger zou maken." (Hoofdstuk 1)

"Er bestaat geen middel om het geluksgevoel van verschillende mensen en dezelfde mensen op verschillende momenten te vergelijken of te meten." (Hoofdstuk 21)

Geschiedenis

"Het onderwerp van alle geschiedkundige wetenschappen is het verleden. Op directe wijze kunnen zij ons niets leren over datgene dat voor alle menselijke handelingen zou moeten gelden, dat wil zeggen, wat ook voor de toekomst zal gelden. Het bestuderen van de geschiedenis maakt de mens wijs en verstandig, maar het biedt op zichzelf geen enkele kennis of kunde die voor het omgaan met concrete taken gebruikt zou kunnen worden." (Hoofdstuk 2)

"Het handelen richt zich noodzakelijkerwijs altijd op de toekomst en daarmee op onzekere omstandigheden en is zodoende altijd speculatief. De handelende mens kijkt, als het ware, met de ogen van een historicus naar de toekomst." (Hoofdstuk 2)

"De geschiedenis spreekt enkel tot de mensen die weten hoe ze haar op basis van correcte theorieën moeten interpreteren." (Hoofdstuk 37)

"Geschiedenis kan ons vertellen wat er in het verleden is gebeurd, maar kan niet beweren dat dit in de toekomst ook zo moet gebeuren." (Hoofdstuk 20)

"Statistiek is een methode om geschiedkundige feiten, zoals prijzen en andere relevante gegevens voor het menselijk handelen, te presenteren. Het is geen economie en kan geen economische stellingen en theorieën produceren. Prijsstatistieken zijn economische geschiedenis." (Hoofdstuk 16)

"Elke tak van kennis heeft zijn eigen sterke kanten en meerwaarde. Economen hebben nooit geprobeerd om het belang van economische geschiedenis te kleineren of te ontkennen. Echte historici maken evenmin bezwaar tegen het bestuderen van economie." (p. 862)

Goudstandaard

"Wanneer men voldoening haalt uit het wegzetten van de goudstandaard als een ‘barbaars overblijfsel’, dan kan men geen bezwaar maken tegen het gebruik van dezelfde term voor ieder andere historisch bepaalde institutie. Dan is het feit dat de Britten Engels spreken — en niet Deens, Duits of Frans — ook een barbaars overblijfsel, en iedere Brit die tegen het inruilen van Engels voor Esperanto is, net zo dogmatisch en orthodox als diegenen die niet de plannen van een gecentraliseerde valuta bejubelden." (Hoofdstuk 17)

"De strijd tegen goud — een van de belangrijkste speerpunten van alle hedendaagse overheden — moet niet als een geïsoleerd verschijnsel worden gezien. Het is enkel één element in het gigantische vernietigingsproces dat kenmerkend is voor onze tijd. Men bestrijdt de goudstandaard, omdat men vrijhandel voor nationale zelfredzaamheid, vrede voor oorlog, en vrijheid voor totalitaire overheidsalmacht wil inruilen." (Hoofdstuk 17)

"De goudstandaard haalt de bepaling van koopkrachtveranderingen afkomstig van de geldzijde weg van het politieke strijdtoneel. Zijn algemene acceptatie vereist de erkenning van de waarheid dat men niet iedereen rijker kan maken door geld te drukken. De afkeer tegen de goudstandaard wordt geïnspireerd door het bijgeloof dat almachtige overheden welvaart uit kleine stukken papier kunnen scheppen." (Hoofdstuk 17)

"De goudstandaard maakt de koopkrachtbepaling van geld onafhankelijk van de wispelturige ambities en doctrines van politieke partijen en belangengroepen. Dit is geen gebrek van de goudstandaard; het is zijn voornaamste wapenfeit." (Hoofdstuk 17)

"Het was de markt die in een selectief proces, dat eeuwenlang duurde, uiteindelijk het karakter van geld toekende aan de edelmetalen goud en zilver. Tweehonderd jaar lang hebben de overheden zich bemoeid met de geldkeuze van de markt. Zelfs de meest vooringenomen étatisten durven niet te beweren dat deze bemoeienis goed heeft uitgepakt." (Hoofdstuk 17)

"Als men naar de catastrofale gevolgen van de grote inflaties van papiergeld kijkt, dan dient men toe te geven dat de kostbaarheid van de goudproductie een onbeduidend kwaad is." (Hoofdstuk 17)

"Onder de goudstandaard is goud geld en geld goud. Het is daarbij niet relevant dat de wetgeving enkel de status van wettig betaalmiddel toekent aan de gouden munten die door de overheid worden gemunt. Wat telt is dat deze munten daadwerkelijk een bepaald gewicht aan goud bevatten en dat elke hoeveelheid goudstaven zonder beperking naar munten kan worden omgezet. Onder de goudstandaard waren de dollar en het pond sterling slechts namen voor een bepaald gewicht aan goud, dat binnen nauwe grenzen precies in de wetboeken was vastgesteld." (Hoofdstuk 17)

"Men heeft de edelmetalen goud en zilver als geld gekozen omwille van hun mineralogische, fysische en chemische eigenschappen. Het gebruik van geld in de markteconomie is een praxeologisch feit. Dat goud — en niet iets anders — als geld wordt gebruikt, is louter een geschiedkundig feit en kan als zodanig niet door middel van de katallaktiek worden verklaard." (Hoofdstuk 17)

"De goudstandaard was de wereldstandaard van het tijdperk van het kapitalisme, van een toenemende welvaart, zowel politieke als economische vrijheid, en democratie. In de ogen van de vrijhandelaren was zijn voornaamste voortreffelijkheid juist het feit dat er een internationale standaard bestond zoals de internationale handel, internationale transacties en een internationale kapitaalmarkt vereisen. Goud was het ruilmiddel waarmee het Westerse industrialisme en kapitaal de Westerse beschaving naar de meest afgelegen delen van het aardoppervlak brachten, overal de ketenen van eeuwenoude vooroordelen en bijgeloven vernietigden, de zaden van nieuw leven en nieuw welzijn zaaiden, geesten en zielen bevrijdden en ongekende rijkdom schiepen. Het vergezelde de triomfantelijke en ongeëvenaarde ontwikkeling van het Westerse liberalisme dat bij machte was om alle landen te verenigen in een gemeenschap van met elkaar samenwerkende vrije naties." (Hoofdstuk 17)

"Iedereen die de ontwikkeling naar welvaart, vrede, vrijheid en democratie wilde saboteren, verafschuwde de goudstandaard en niet alleen vanwege zijn economisch belang. In hun ogen was de goudstandaard de labarum, het symbool van al die doctrines en beleidsmaatregelen die zij wilden uitroeien." (Hoofdstuk 17)

Industriële revolutie

"De gemiddelde Amerikaanse arbeider is voorzien van zaken die Croesus, Crassus, de Medici en Louis XIV jaloers zouden maken." (Hoofdstuk 15)

"De vroege fabriekseigenaren waren grotendeels mensen die hun oorsprong vonden in dezelfde maatschappelijke lagen als waar hun arbeiders vandaan kwamen. Ze leefden zeer bescheiden, besteedden slechts een fractie van hun inkomen aan hun huishouden en stopten de rest terug in de onderneming." (Hoofdstuk 21)

"De fabriekseigenaren konden niemand dwingen om in de fabriek te komen werken. Ze konden enkel mensen inhuren die bereid waren om te werken tegen het loon dat zij boden. Hoe laag deze lonen ook waren, ze waren niettemin veel meer dan deze paupers konden verdienen met alle andere voor hen toegankelijke opties. Het is een verdraaiing van feiten om te zeggen dat de fabrieken huisvrouwen weghaalden uit kraamkamers en keukens, en kinderen hun plezier ontnamen. Deze vrouwen hadden geen eten om te koken en hun kinderen te voeden. Deze kinderen waren noodlijdend en aan het verhongeren. Hun enige toevluchtsoord was de fabriek. Het redde hen, in de strikte zin van de term, van de hongerdood." (Hoofdstuk 21)

"Het kenmerkende feit van de industriële revolutie is dat het een tijdperk inluidde van massaproductie voor de behoeften van de menigte. Werknemers zijn niet langer mensen die enkel zwoegen voor andermans welzijn. Zijzelf zijn de voornaamste consumenten van de producten die de fabrieken produceren. Het grootbedrijf is afhankelijk van de massaconsumptie." (Hoofdstuk 21)

Inflatie

"Een verstandige huisvrouw weet veel meer over prijsveranderingen in zoverre zij haar eigen huishouden beïnvloeden dan statistische gemiddelden haar kunnen vertellen." (Hoofdstuk 12)

"Het tweede onheil is dat de personen die verwikkeld zijn in de vruchteloze en hopeloze pogingen om de onvermijdelijke gevolgen van inflatie — de prijsstijgingen — te bestrijden, hun acties als een strijd tegen inflatie vermommen. Terwijl ze slechts symptomen bestrijden, pretenderen ze de wortel van het kwaad aan te pakken. Omdat ze het causale verband tussen enerzijds de toenemende geldhoeveelheid en anderzijds de prijsstijgingen niet begrijpen, verergeren ze in werkelijkheid de situatie." (Hoofdstuk 17)

"Als inflatie tot haar ultieme consequenties wordt gedreven, zullen er zelfs helemaal geen kredietovereenkomsten meer in de geïnflateerde valuta worden aangegaan." (Hoofdstuk 31

)

"Het zou een kapitale blunder zijn om het feit te negeren dat inflatie ook krachten opwekt die naar kapitaalconsumptie neigen. Eén van haar gevolgen is dat het monetaire calculatie en de boekhouding falsifieert. Het leidt tot het verschijnsel van fictieve of ogenschijnlijke winsten." (Hoofdstuk 20)

Intellectuelen

"Binnen een wereld georganiseerd op basis van de arbeidsdeling moet elke verandering op één of andere manier de kortetermijnbelangen van verscheidene groepen beïnvloeden. Dan is het altijd gemakkelijk om elke doctrine die een wijziging van de bestaande omstandigheden steunt te ontmaskeren als een ‘ideologische’ vermomming van de zelfzuchtige belangen van een specifieke groep mensen." (Hoofdstuk 3)

"Het staat buiten kijf dat vele intellectuelen het hogere inkomen van welvarende ondernemers benijden en dat deze gevoelens hen richting het socialisme drijven. Ze geloven dat de autoriteiten van een socialistische gemenebest hen een hoger salaris zouden betalen dan ze onder het kapitalisme verdienen." (Hoofdstuk 3)

Interventionisme

"De essentie van het interventionistische beleid is om van één groep te nemen en het aan de andere te geven. Interventionisme is confiscatie en distributie." (Hoofdstuk 36)

"Het gevolg van [het] ingrijpen [door de autoriteiten] is dat mensen verhinderd worden om hun kennis en vaardigheden, hun arbeid en de materiële productiemiddelen op een wijze te gebruiken die tot de hoogste opbrengsten leidt en hun behoeften zoveel mogelijk bevredigt. Zulk ingrijpen maakt mensen armer en minder voldaan." (Hoofdstuk 29)

"Op de vrije markt heerst er een onbuigzame tendens om iedere productiefactor voor de best mogelijke bevrediging van de meest urgente behoeften van de consumenten in te zetten. Wanneer de overheid zich met dit proces bemoeit, kan ze enkel het welbehagen schaden; ze kan deze nooit verbeteren." (Hoofdstuk 29)

"Al deze hartstochtelijke lof voor de verhevenheid van overheidshandelen is niets meer dan een slechte vermomming voor de zelfvergoding van de interventionist in kwestie. De grote goddelijke Staat is een grootse godheid, omdat men ervan verwacht dat het uitsluitend datgene doet dat de voorstander van interventionisme in kwestie verwezenlijkt wil zien worden." (Hoofdstuk 27)

"Een essentieel punt in de maatschappelijke filosofie van het interventionisme is het bestaan van een onuitputtelijk fonds waaruit altijd geput kan worden. Het gehele systeem van het interventionisme stort in wanneer deze bron opdroogt. Het Sinterklaasprincipe bezwijkt onder zijn eigen gewicht." (Hoofdstuk 15)

"De ontwikkeling van het beroep van econoom is een uitvloeisel van het interventionisme. De professionele econoom is de specialist die onmisbaar is bij het bedenken van verschillende maatregelen van overheidsbemoeienis met het bedrijfsleven. Hij is een expert op het gebied van economische wetgeving die vandaag de dag zonder uitzondering streeft naar het verhinderen van de werking van de markteconomie." (Hoofdstuk 38)

"Op veel vlakken kan favoritisme bij het uitvoeren van interventionistische beleidsmaatregelen eenvoudigweg niet vermeden worden." (Hoofdstuk 27)

"Corruptie is een stelselmatig gevolg van het interventionisme." (Hoofdstuk 27)

Kapitaal

"Winsten zijn niet gerelateerd aan of afhankelijk van de hoeveelheid kapitaal die door de ondernemer gebruikt wordt. Kapitaal ‘verwekt’ geen winst. Winst en verlies worden volledig bepaald door het succes of falen van de ondernemer om de productie aan te passen aan de consumentenvraag. Er is niets ‘normaals’ aan winsten en er kan nooit sprake zijn van een ‘evenwicht’ van winsten. Winst en verlies zijn daarentegen altijd een vertoon van een afwijking van ‘normaliteit’, van door de meerderheid onvoorziene veranderingen, en van ‘onevenwichtigheid’." (Hoofdstuk 15)

"In een marktsamenleving kunnen eigenaren van kapitaal en land enkel van hun eigendom genieten door ze voor de bevrediging van de behoeften van andere mensen in te zetten. Ze moeten de consumenten van dienst zijn om profijt te trekken uit hun bezit. Juist het feit dat ze productiemiddelen bezitten, dwingt ze om zich aan de wensen van het volk te onderwerpen. Bezittingen zijn enkel activa voor mensen die weten hoe ze het op de best mogelijke manier moeten inzetten ter begunstiging van de consumenten. Eigendom heeft een maatschappelijke functie." (Hoofdstuk 24)

"De beleidsmaatregelen die door de welvaartschool worden verdedigd, nemen de prikkel voor particulieren om te sparen weg. Enerzijds verminderen of vernietigen de maatregelen die de beknotting van hoge inkomens en grote fortuinen beogen het vermogen van rijkere mensen om te sparen in ernstige mate. Anderzijds worden de geldsommen die mensen met bescheiden inkomens voorheen aan kapitaalaccumulatie bijdroegen, richting de consumptie geduwd." (Hoofdstuk 35)

"Het winst beogende bedrijfsleven moet de meest efficiënte productiemethoden toepassen. De pogingen van een zakenman om zijn bedrijfsmiddelen te verbeteren, worden enkel beteugeld door een gebrek aan kapitaal." (Hoofdstuk 30)

"Alle kapitaalgoederen veranderen vroeger of later in eindproducten en houden — door gebruik, consumptie en slijtage — op te bestaan." (Hoofdstuk 18)

Kapitalisme

"Het inherente kenmerk van het kapitalisme is dat het massaproductie voor massaconsumptie is, geleid door de meest energieke en vooruitziende individuen die onvermoeibaar naar verbetering streven. Zijn drijfkracht is het winstbejag, dat de zakenman voortdurend dwingt om consumenten meer, betere en goedkopere producten en diensten aan te bieden." (Hoofdstuk 21)

"Het zijn niet de arbeidswetgeving en de vakbondsdruk die het aantal arbeidsuren hebben ingekort en getrouwde vrouwen en kinderen uit de fabrieken hebben weggehaald; het is het kapitalisme dat de werknemer dermate welvarend heeft gemaakt dat hij in staat is meer vrije tijd voor hemzelf en zijn geliefden te kopen. Alles bij elkaar genomen, was de negentiende-eeuwse arbeidswetgeving niet meer dan een juridische bekrachtiging van veranderingen die de wisselwerking van marktfactoren al eerder had voortgebracht." (Hoofdstuk 21)

"Het kapitalisme gaf de wereld wat het nodig had; een hogere levensstandaard voor een gestaag groeiend aantal mensen." (Hoofdstuk 35)

"Het karakteristieke kenmerk van de economische geschiedenis onder het kapitalisme is een onophoudelijke economische vooruitgang, een gestage toename van de hoeveelheid beschikbare kapitaalgoederen en een voortdurende tendens naar een verbetering van de algemene levensstandaard." (Hoofdstuk 20)

"Niet lang geleden berispten de demagogen het kapitalisme voor de armoede van het volk. Vandaag de dag berispen ze het kapitalisme voor de ‘overvloed’ die het aan de gewone man schenkt." (Hoofdstuk 35)

"De markteconomie heeft geen pleitbezorgers en stemmingmakers nodig. De woorden op Sir Christopher Wrens grafschrift in St Paul’s Cathedral zijn haar op het lijf geschreven: Si monumentum requiris, circumspice Als u [zijn] gedenkteken zoekt, kijk dan rond." (Hoofdstuk 36)

"Zelfs de meest orthodoxe marxisten zijn niet stoutmoedig genoeg om haar essentiële stelling — namelijk, dat het kapitalisme in een toenemende armoede van werknemers resulteert — te verdedigen." (Hoofdstuk 25)

"In zoverre er sprake is van ongehinderd kapitalisme, kan er niet langer sprake zijn van armoede in de zin waarin deze term van toepassing is op de omstandigheden van een niet-kapitalistische samenleving. Bevolkingsgroei betekent niet langer een overdaad aan monden, maar extra handen waarmee nieuwe welvaart wordt gecreëerd. Er zijn geen arbeidsgeschikte paupers meer. (Hoofdstuk 35)

"Onder het kapitalisme is privé-eigendom de voltrekking van de vrije wil van de consumenten." (p. 670)

"Mensen moeten kiezen tussen de markteconomie en het socialisme. Ze kunnen niet kiezen voor een ‘tussenweg’, of welke naam ze er ook aan willen geven." (Hoofdstuk 25)

"De overgang naar het kapitalisme gaat dus gepaard met twee verschijnselen: een daling van zowel de geboortecijfers als de sterftecijfers. De gemiddelde levensduur wordt verlengd." (Hoofdstuk 24)

"We beweren niet dat de kapitalistische wijze van economische calculatie een optimale oplossing voor de verdeling van productiefactoren garandeert. Perfecte oplossingen blijven buiten het bereik van stervelingen. Wat de werking van een markt die niet wordt gesaboteerd door de inmenging van dwang en onderwerping kan voortbrengen, is enkel de best mogelijke oplossing die toegankelijk is voor het menselijk verstand onder de gegeven staat van technologische kennis en de intellectuele vaardigheden van de slimste mensen van die tijd." (Hoofdstuk 26)

"De markteconomie is het maatschappelijk systeem van de arbeidsdeling onder het privébezit van de productiemiddelen. Iedereen handelt voor eigen rekening, maar eenieders handelingen beogen de bevrediging van de behoeften van andere mensen alsmede de bevrediging van zijn eigen behoeften. Door te handelen behartigt iedereen de belangen van zijn medeburgers. Iedereen is zowel middel als doel op zich, een ultiem doeleinde voor zichzelf en een middel voor andere mensen in hun streven om hun eigen doelen te bereiken." (Hoofdstuk 15)

"Laisser faire betekent: laat de gewone man kiezen en handelen; dwing hem niet om voor een dictator te zwichten." (Hoofdstuk 27)

Keynes

"Keynes voegde geen enkel nieuw idee toe aan het lichaam van inflatoire misvattingen die al tig keer door economen zijn weerlegd. Zijn theorieën waren zelfs nog tegenstrijdiger en inconsistenter dan die van zijn voorgangers, zoals Silvil Gesell, die als monetaire gekken werden weggezet. Hij wist enkel hoe hij het pleidooi voor inflatie en kredietexpansie in de verfijnde terminologie van de wiskundige economie moest vermommen." (Hoofdstuk 31)

Kredietexpansie

"Het idee dat het mogelijk is om een kredietexpansie te ontketenen zonder aandelenkoersen te laten stijgen en de investeringen in niet-converteerbare goederen te laten toenemen, is absurd." (Hoofdstuk 31)

"Het individu is altijd bereid om zijn geluk toe te schrijven aan zijn eigen efficiëntie en als een welverdiende beloning voor zijn talent, werk en integriteit te zien. Daarentegen wordt tegenspoed altijd aan andere mensen toegerekend en vooral aan de onrechtvaardigheid van maatschappelijke en politieke instituties. Men berispt de autoriteiten niet voor het stimuleren van de hausse. Men geeft op hen af vanwege de onvermijdelijke ineenstorting. Volgens de publieke opinie zijn meer inflatie en meer kredietexpansie de enige oplossing tegen de kwaden die inflatie en kredietexpansie hebben veroorzaakt." (Hoofdstuk 20)

"Er bestaat geen enkele manier om de uiteindelijke ineenstorting van een door kredietexpansie veroorzaakte hausse te voorkomen. De vraag is alleen of de crisis spoediger zou moeten komen als het resultaat van een vrijwillige stopzetting van verdere kredietexpansie of later als een uiteindelijke en algehele ineenstorting van het monetair stelsel." (Hoofdstuk 20)

"De essentie van de kredietexpansiehausse bestaat niet uit overinvesteringen, maar investeringen in de verkeerde bedrijfstakken — dat wil zeggen, waninvesteringen." (Hoofdstuk 20)

"Het uiteindelijke resultaat van een kredietexpansie is een algemene verarming." (Hoofdstuk 20)

"Kredietexpansie is het voornaamste instrument van overheden in hun strijd tegen de markteconomie. In hun handen is het de toverstaf die de schaarste van kapitaalgoederen moet wegtoveren, de rente moet verlagen of volledig moet afschaffen, de vorstelijke overheidsbestedingen moet financieren, kapitalisten moet onteigenen, tot een eeuwigdurende hausses moet leiden en iedereen welvarend moet maken." (Hoofdstuk 31)

"Als de kredietexpansie niet op tijd wordt gestopt, dan verandert de hausse in een catastrofehausse; de vlucht in reële waarden begint en het gehele monetaire stelsel stort in." (Hoofdstuk 20)

"De geveinsde bekommernis om het welzijn van de natie, om het publiek in het algemeen en om de arme onwetende menigten in het bijzonder, waren slechts een dekmantel. Deze overheden wilden inflatie en kredietexpansie, ze wilden hausses en gemakkelijk geld." (Hoofdstuk 17)

"De pogingen van de ‘gewone burger’ om te sparen en reserves op te bouwen voor minder voorspoedige tijden, wordt gedwarsboomd door kredietexpansie en de inflatoire stijging van de geldhoeveelheid." (Hoofdstuk 35)

"Wat overheden internationale monetaire samenwerking noemen, is harmonieus handelen omwille van kredietexpansie." (Hoofdstuk 17)

"Wat een gezonde productie-uitbreiding vereist, zijn aanvullende kapitaalgoederen, niet geld of omloopmiddelen. De kredietexpansiehausse is gebouwd op het kaartenhuis van giraal en chartaal geld. Het moet en zal instorten." (Hoofdstuk 20)

Liefdadigheid

"Geen beschaafde gemeenschap heeft invaliden ooit harteloos laten creperen. Maar de vervanging van liefdadigheid door een wettelijke aanspraak op steun of levensonderhoud lijkt niet overeen te stemmen met de menselijke aard. Geen metafysische vooringenomenheid, maar praktische overwegingen maken het onraadzaam om een uitvoerbaar recht op levensonderhoud in te voeren. Het is bovendien een illusie om te geloven dat de invoering van dergelijke wetten de armen kan vrijwaren van het vernederende karakter van het ontvangen van aalmoes. Hoe soepeler deze wetten zijn, des te zorgvuldiger hun aanvraag moet worden. De discretie van mensen die door een innerlijke stem tot barmhartigheid worden gedreven, wordt vervangen door de discretie van bureaucraten. Of deze verandering het lot van hulpbehoevenden gemakkelijker maakt, valt te betwijfelen." (Hoofdstuk 35)

"Het bestaan van een relatief groot aantal invaliden is — hoewel paradoxaal ook — een karakteristiek kenmerk van beschaving en materiële welvaart. Zorg voor de invaliden die zichzelf niet kunnen onderhouden en evenmin door hun verwanten worden verzorgd, wordt sinds lang als een plicht van liefdadigheid beschouwd." (Hoofdstuk 35)

Marxisme

"De essentie van de marxistische filosofie is als volgt: wij hebben gelijk omdat wij de woordvoerders van de opkomende proletarische klasse zijn. Een discursieve redenering kan onze leringen niet ontzenuwen, omdat deze geïnspireerd zijn door een opperste macht die het lot van de mensheid bepaalt. Onze tegenstanders hebben het mis, omdat zij de intuïtie ontberen die onze geesten inspireren." (Hoofdstuk 3)

"Alle verfijnde syllogismen van de zwaarwichtige boeken die door Marx, Engels en honderden andere marxistische schrijvers zijn gepubliceerd, kunnen niet verhullen dat de enige en ultieme bron van de profetie van Marx een vermeende ingeving is op grond waarvan Marx meent de plannen te hebben geraden van de mysterieuze krachten die het verloop van de geschiedenis bepalen. Net als Hegel was Marx een profeet die aan de mensen de openbaring verkondigt die een innerlijke stem aan hem heeft verteld." (Hoofdstuk 25)

Monopolie

"Het monopolievraagstuk waarmee de mensheid vandaag de dag wordt geconfronteerd, is geen uitwas van de werking van de markteconomie. Het is een gevolg van doelbewust overheidsbeleid. Het is niet één van de kwaden die inherent aan het kapitalisme zijn, zoals veel demagogen bazuinen. Het is, integendeel, het gevolg van maatregelen die het kapitalisme vijandig bejegenen en erop uit om zijn werking te saboteren en te vernietigen." (Hoofdstuk 16)

"De vakbonden beogen een monopolistische positie op de arbeidsmarkt. Maar zodra zij deze hebben bemachtigd, is hun beleid beperkend en geen monopolieprijsbeleid. Zij zijn erop uit om het arbeidsaanbod in hun werkterrein te beperken zonder zich te bekommeren om het lot van de personen die worden buitengesloten." (Hoofdstuk 16)

"Wanneer de overheid een bezwaar tegen monopolieprijzen voor nieuwe uitvindingen heeft, zou het moeten stoppen met het verlenen van nieuwe patenten." (Hoofdstuk 30)

Nationalisme

"Agressief nationalisme is de noodzakelijke afgeleide van de beleidsmaatregelen van het interventionisme en nationale planning." (Hoofdstuk 34)

"Economisch nationalisme — de noodzakelijke aanvulling op binnenlands interventionisme — schaadt de belangen van buitenlandse volken en schept internationale conflicten. Het suggereert het idee om deze onbevredigende situatie door oorlog te vervangen." (Hoofdstuk 34)

"Het interventionisme schept economisch nationalisme, en economisch nationalisme schept agressie. Wanneer mensen en goederen verhinderd worden om grenzen over te steken, waarom zou het leger dan niet de weg voor hen vrijmaken?" (Hoofdstuk 34)

"In welke zin zou een Londenaar, voor de nationalisatie, in Engeland gevestigde kolenmijnen waarvan hij geen eigenaar is, ‘onze’ mijnen kunnen noemen en die van het Ruhrgebied ‘buitenlandse’ mijnen? Of hij nu ‘Britse’ kolen of ‘Duitse’ kolen koopt, hij moet altijd de volledige marktprijs betalen. Het is niet ‘Amerika’ dat champagne koopt van ‘Frankrijk’. Het is altijd een individuele Amerikaan die het van een individuele Fransman koopt." (Hoofdstuk15)

"De nationalisten benadrukken dat er een onverenigbaar conflict tussen de belangen van verschillende landen bestaat, maar dat, aan de andere kant, de goed begrepen belangen van alle burgers in eigen land eensgezind zijn. Een land kan slechts ten koste van andere landen floreren; de individuele burger kan het pas goed hebben wanneer zijn land floreert. De liberalen zijn een andere mening toegedaan. Zij geloven dat de belangen van verschillende landen net zo eensgezind zijn als die van verscheidene groepen, klassen, en bevolkingslagen binnen hetzelfde land. Zij geloven dat vredige internationale samenwerking een geschikter middel is dan conflict om de doelen te bereiken die zowel zij als de nationalisten nastreven: de welvaart van hun eigen land. Zij verdedigen geen, zoals de nationalisten hen ten laste leggen, vrede en vrijhandel om de belangen van hun eigen natie te verloochenen voor die van buitenlanders. Integendeel, zij beschouwen vrede en vrijhandel als de meest geschikte middelen om hun eigen land welvarend te maken. Wat vrijhandelaars van nationalisten onderscheidt, zijn geen doelen, maar de aanbevolen middelen om de doelen te bereiken die zij allebei nastreven." (p. 175)

"De doctrines van het nazisme zijn verwerpelijk, maar zij verschillen in wezen niet van de socialistische en nationalistische ideologieën waar de publieke opinie mee instemt. Wat de nazi’s kenmerkte, was enkel de consequente toepassing van deze ideologieën op de bijzondere omstandigheden in Duitsland." (Hoofdstuk 9)

"Economisch nationalisme is onverenigbaar met aanhoudende vrede. Toch is economisch nationalisme onvermijdelijk daar waar er overheidsinmenging in het bedrijfsleven bestaat. Protectionisme is onmisbaar wanneer er geen sprake is van binnenlandse vrijhandel. Daar waar er sprake is van overheidsinmenging in het bedrijfsleven, zou vrijhandel zelfs op korte termijn de doelen dwarsbomen die door de verschillende interventionistische maatregelen worden nagestreefd." (Hoofdstuk 24)

"Het interventionisme schept economisch nationalisme, en economisch nationalisme schept agressie. Wanneer mensen en goederen verhinderd worden om grenzen over te steken, waarom zou het leger dan niet de weg voor hen vrijmaken? " (Hoofdstuk 34)

Ondernemerschap

"Maar als een bestuurder de volledige vrije hand wordt gegeven, liggen de zaken anders. Hij speculeert met andermans geld. Hij ziet de vooruitzichten van een onzekere onderneming vanuit een ander perspectief dan iemand die aansprakelijk is voor de verliezen. Hij wordt roekeloos wanneer hij met een deel van de winsten wordt beloond, maar niet in de verliezen deelt." (Hoofdstuk 15)

"Een werkgever of werknemer die belast is met het bestuur van een afdeling of onderneming is vrij om te discrimineren bij het aannemen van arbeiders, om ze op willekeurige basis te ontslaan of om hun lonen te verlagen tot onder het marktloon. Maar door over te gaan tot zulke willekeurige daden, zet hij de winstgevendheid van zijn onderneming of afdeling op het spel en schaadt hij daarbij zijn eigen inkomen en positie in de economie." (Hoofdstuk 21)

"De enige bron waaruit ondernemerswinsten ontstaan, is zijn vermogen om de toekomstige vraag van consumenten beter dan anderen te anticiperen." (Hoofdstuk 15)

"Wat succesvolle ondernemers en promotors van andere personen onderscheidt, is juist het feit dat zij zich niet laten leiden door datgene dat al bestaat en bestond, maar zijn zaken op basis van zijn mening over de toekomst afhandelt. Hij ziet het heden en verleden zoals andere mensen; maar hij schat de toekomst op geheel andere wijze in." (Hoofdstuk 20)

Onderwijs

"Het wordt over het algemeen niet beseft dat onderwijs nooit meer dan de indoctrinatie van reeds ontwikkelde theorieën en ideeën kan zijn. Onderwijs, wat voor voordelen het ook heeft, is de overdracht van traditionele doctrines en waarderingen; het is noodzakelijkerwijs conservatief. Het brengt imitatie en routine voort, geen verbetering en vooruitgang. Innovators en creatieve genieën kunnen niet in scholen worden grootgebracht. Zij zijn precies de personen die trotseren wat scholen hen hebben onderwezen." (Hoofdstuk 15)

"Om in het bedrijfsleven te slagen heeft niemand een diploma van een bedrijfskundige school nodig. Deze scholen onderwijzen ondergeschikten voor routinewerk. Zij trainen absoluut geen ondernemers. Een ondernemer kan niet getraind worden. Iemand wordt ondernemer door een kans te grijpen en een gat in de markt te vinden. Er is geen bijzonder onderwijs nodig voor een dergelijk vertoon van scherp oordeel, vooruitziendheid en wilskracht. De meest succesvolle zakenmannen waren vaak ongeleerd volgens de academische normen van het onderwijs. Maar zij waren geschikt voor hun maatschappelijke functie om de productie naar de urgentste vraag te dirigeren. Vanwege deze verdiensten kozen de consumenten hen voor zakelijk leiderschap." (Hoofdstuk 15)

"We kennen altijd enkel en alleen de marktprijzen — dat wil zeggen, niet de curven, maar enkel een punt dat we als het snijpunt van twee hypothetische curven interpreteren. Dergelijke curven tekenen kan van nut zijn om deze vraagstukken voor studenten tastbaar te maken, maar voor de werkelijke taken van de katallaktiek zijn zij slechts bijzaak." (Hoofdstuk 16)

"Het merendeel van de studenten omarmen zonder enige terughoudendheid de interventionistische wondermiddelen die hun leraren aanbevelen." (Hoofdstuk 38)

"Universiteiten die door belastinggeld worden gefinancierd, bevinden zich onder invloed van de machthebbende partij. De autoriteiten proberen uitsluitend hoogleraren te benoemen die bereid zijn om de door hen goedgekeurde ideeën uit te dragen." (Hoofdstuk 38)

"Wat vele hedendaagse universiteiten min of meer tot kweektuinen van het socialisme heeft gemaakt, is niet zozeer de situatie bij de economische faculteiten, maar de doctrines die door andere faculteiten worden onderwezen." (Hoofdstuk 38)

"Innovators en creatieve genieën kunnen niet in scholen worden grootgebracht. Zij zijn precies de personen die trotseren wat scholen hen hebben onderwezen." (Hoofdstuk 15)

Onzekerheid

"In de waarderingen en de prijzen van verschillende goederen bestaan geen constantheid en continuïteit. Iedere verandering van omstandigheden veroorzaakt een aanpassing van de gehele prijsstructuur. Het begrip kan het vraagstuk van het voorspellen van toekomstige omstandigheden benaderen door te proberen te begrijpen wat er in de hoofden van de betrokkenen omgaat. Deze methode kan onbevredigend genoemd worden en de positivisten kunnen haar op arrogante wijze minachten. Maar deze vooroordelen mogen en kunnen het feit niet wegnemen dat het begrip de enige gepaste methode is om met de onzekerheid van toekomstige omstandigheden om te gaan." (Hoofdstuk 6)

"Een overeenkomst is voor zowel de koper als verkoper altijd bevorderlijk. Zelfs iemand die tegen een verlies verkoopt, is nog steeds beter af dan wanneer hij helemaal niet zou verkopen of zelfs tegen een nog lagere prijs. Hij lijdt een verlies vanwege zijn gebrek aan vooruitziendheid, maar de verkoop beperkt zijn verlies, zelfs wanneer de ontvangen vergoeding laag is. Wanneer zowel de koper als verkoper de transactie niet beschouwden als de gunstigste handeling die zij onder de heersende omstandigheden hadden kunnen kiezen, dan zouden zij de overeenkomst niet aangaan." (Hoofdstuk 24)

"De plannende zakenman kan niets anders dan gegevens gebruiken die betrekking hebben op een onbekende toekomst; hij heeft met toekomstige prijzen en toekomstige productiekosten van doen." (Hoofdstuk 12)

"Iedere kredietverlening is een speculatieve onderneming met een ongewisse uitkomst." (Hoofdstuk 20)

"Een niet-speculatieve belegging bestaat niet. In een veranderende economie is handelen per definitie speculatief. Beleggingen kunnen goed of slecht zijn, maar zij zijn altijd speculatief." (Hoofdstuk 18)

"Er bestaat niet zoiets als een veilige investering. Wanneer de kapitalisten zich op de door de risicofabel beschreven manier gedroegen en streefden naar wat zij als de veiligste investering beschouwen, dan zou hun handelswijze dit type investering onveilig maken. Beleggers kunnen niet om de wet van de markt heen die het voor de kapitalist absoluut noodzakelijk maakt om zich naar de wensen van de consumenten te schikken en het beste te produceren dat geproduceerd kan worden onder de gegeven staat van het kapitaalaanbod, de technologische kennis en de waarderingen van de consumenten." (Hoofdstuk 32)

"Het feit dat een kapitalist zijn investeringen doorgaans niet — dit geldt voor beleggingen in zowel aandelen als obligaties — tot een onderneming of bedrijfstak beperkt, maar liever zijn vermogen over verschillende beleggingsklassen spreidt, impliceert niet dat hij zijn ‘gokkersrisico’ wil verminderen. Hij wil zijn winstkansen vergroten." (Hoofdstuk 32)

"Schattingen van het toekomstige productievolume, de toekomstige omzet, toekomstige kosten of toekomstige winsten en verliezen, zijn geen feiten, maar speculatieve verwachtingen. Er bestaan geen feiten over toekomstige winsten." (Hoofdstuk 33)

"Het is onmogelijk om gevrijwaard te blijven van schommelingen op de markt." (Hoofdstuk 32)

"Handelen gaat altijd gepaard met onzekerheid ten aanzien van de toekomst. Dat de mens handelt en de toekomst onzeker is, zijn zeker geen losstaande zaken. Het zijn slechts twee verschillende manieren om hetzelfde feit uit te drukken." (Hoofdstuk 6)

"Geen investering is voor altijd veilig. Iemand die zijn eigendom niet gebruikt om de consumenten op de meest efficiënte manier te dienen, is gedoemd te falen." (Hoofdstuk 15)

"Geen inkomen kan volledig worden beschermd tegen veranderingen die ontoereikend voorzien waren." (Hoofdstuk 16)

"De loop van het menselijk bestaan kent geen stabiliteit en ook geen zekerheid. (Hoofdstuk 6)

"Het is zeker waar dat de noodzaak van het keer op keer aanpassen aan de veranderende omstandigheden lastig is. Maar verandering is nu eenmaal de essentie van het leven. In een vrije markt is de afwezigheid van zekerheid — in andere woorden, de afwezigheid van enige bescherming van gevestigde belangen — het principe dat verantwoordelijk is voor een gestage verbetering van de materiële welvaart." (Hoofdstuk 35)

"Er bestaat in deze wereld geen stabiliteit of veiligheid en geen menselijke inspanning is bij machte om ze teweeg te brengen. Er is in het maatschappelijke systeem van de marktsamenleving geen ander middel voor het verwerven en handhaven van vermogen dan succesvolle dienstverlening aan consumenten." (Hoofdstuk 12)

Oorlog

"In een wereld vol onverschrokken agressors en onderdrukkers, staat onvoorwaardelijk pacifisme gelijk aan onvoorwaardelijke overgave aan de meest onverbiddelijke verdrukkers." (Hoofdstuk15)

"De filosofie van het protectionisme is een oorlogsfilosofie. De oorlogen van onze tijd zijn niet in tegenspraak met de gangbare economische doctrines: ze zijn, integendeel, het onvermijdelijke gevolg van een stelselmatige toepassing van deze doctrines." (Hoofdstuk 24)

"Wat de onverenigbaarheid van oorlog en het kapitalisme daadwerkelijk betekent, is dat oorlog en een hoge mate van beschaving onverenigbaar zijn." (Hoofdstuk 34)

"Mensen vechten met elkaar omdat ze ervan overtuigd zijn dat de uitroeiing en vernietiging van tegenstanders het enige middel is om hun eigen welzijn te bevorderen." (Hoofdstuk 8)

"Het bestaan van de wapenindustrieën is slechts een gevolg van de oorlogszuchtige geest, niet de oorzaak." (Hoofdstuk 15)

"De bewering dat de winst van de ene het verlies van de andere is, klopt in het geval van diefstal, oorlog en roof. De buit van de overvaller is het verlies van het beroofde slachtoffer. Maar oorlog en handel zijn twee verschillende zaken." (Hoofdstuk 24)

"De filosofie van het protectionisme is een oorlogsfilosofie. De oorlogen van onze tijd zijn niet in tegenspraak met de gangbare economische doctrines: ze zijn, integendeel, het onvermijdelijke gevolg van een stelselmatige toepassing van deze doctrines." (Hoofdstuk 24)

"Wat de beperkte oorlog tussen Koninklijke legers heeft veranderd in totale oorlog — het conflict tussen volken — zijn niet de technische details van de militaire kunst, maar het inruilen van de laisser faire-staat voor de welvaartstaat." (Hoofdstuk 34)

"Uiteraard zijn oorlog en het behoud van de markteconomie op lange termijn onverenigbaar. Het kapitalisme is in essentie een systeem voor vredige landen. Maar dit betekent niet dat een land dat gedwongen wordt om buitenlandse agressors te weerstaan, het private bedrijfsleven voor overheidscontrole moet inruilen. Wanneer het dit zou doen, zou het zichzelf van haar meest efficiënte verdedigingsmiddel ontdoen. Er bestaat geen enkel historisch voorbeeld van een socialistisch land dat een kapitalistisch land versloeg. Ondanks hun verheerlijkte oorlogssocialisme, werden de Duitsers in beide wereldoorlogen verslagen." (Hoofdstuk 34)

"Het tot stand komen van de internationale arbeidsdeling vereist de totale afschaffing van oorlog." (Hoofdstuk 34)

"De moderne oorlog is genadeloos, het spaart geen zwangere vrouwen of kinderen; het is lukraak doden en vernietigen. Het respecteert de rechten van de neutralen niet. Miljoenen mensen worden vermoord, tot slaaf gemaakt of verbannen van de woonplaatsen waarin hun voorouders eeuwenlang leefden. Niemand kan voorspellen wat er in het volgende Hoofdstuk van deze eindeloze strijd zal gebeuren. Dit heeft weinig met de atoombom te maken. De wortel van het kwaad is niet de ontwikkeling van nieuwe, verschrikkelijkere wapens. Het is de veroveringsgeest. Het is mogelijk dat wetenschappers ooit bepaalde afweermethoden tegen de atoombom zullen ontdekken. Maar dit zal de zaken niet veranderen; het zal het proces van de volledige vernietiging van de beschaving slechts uitstellen." (Hoofdstuk 34)

"Het verslaan van de agressors is niet genoeg om de vrede te handhaven. Het belangrijkste is om de ideologie te verwerpen die tot oorlog en conflict leidt." (Hoofdstuk 34)

"Het is zinloos om te vertrouwen op verdragen, conferenties en bureaucratische organisaties als de Volkerenbond en de Verenigde Naties. Ambassadeurs, kantoorbedienden en experts leveren een povere prestatie in het bestrijden van kwaadwillige ideologieën. De veroveringsgeest kan niet door bureaucratie in de kiem worden gesmoord. Wat nodig is, is een radicale verandering in ideologieën en economisch beleid." (Hoofdstuk 34)

"De Volkerenbond faalde niet omdat zijn organisatie gebrekkig was. Hij faalde omdat hij de geestkracht van onvervalst liberalisme ontbeerde. Het was een overeenkomst tussen overheden die in de ban waren van economisch nationalisme en volledig toegewijd waren aan de principes van economische oorlogsvoering." (Hoofdstuk 24)

"De filosofie van het protectionisme is een oorlogsfilosofie. De oorlogen van onze tijd zijn niet in tegenspraak met de gangbare economische doctrines: ze zijn, integendeel, het onvermijdelijke "gevolg van een stelselmatige toepassing van deze doctrines." (Hoofdstuk 24)

"De markteconomie vereist vredige samenwerking. Zij gaat ten onder wanneer burgers in krijgers veranderen en men elkaar de tent uitvecht in plaats van onderling goederen en diensten te ruilen." (Hoofdstuk 34)

Overheid

"De financiële geschiedenis van de afgelopen eeuw vertoont een gestage toename in de omvang van de publieke schuld. Niemand gelooft dat de staten voor eeuwig de last van deze rentebetalingen zullen dragen. Het is duidelijk dat al deze schulden vroeger of later op één of andere manier geliquideerd zullen worden, maar zeker niet door de betaling van de rente en de hoofdsom conform de contractvoorwaarden." (Hoofdstuk 12)

"Langlopende publieke en semipublieke leningen zijn een vreemd en verstorend element in de structuur van de markteconomie. Haar verschijning was een vruchteloze poging om buiten de grenzen van het menselijk handelen te gaan en een gebied van eeuwige veiligheid te creëren dat los stond van de vergankelijkheid en instabiliteit van aardse aangelegenheden." (Hoofdstuk 12)

"Een beroep op de drukpers en de slaafsheid van bankiers die bereid zijn om de autoriteiten te gehoorzamen die zich met hun zaken bemoeien, zijn de voornaamste middelen van een overheid die geld wil uitgeven aan zaken waarvoor belastingbetalers niet bereid zijn hogere belastingen te betalen." (Hoofdstuk 17)

"Bureaucratische beleidsvoering moet gehoorzamen aan de gedetailleerde regels en voorschriften die worden vastgesteld door de autoriteit van een hogere instantie. Dit is het enige alternatief voor winstmanagement. ... Telkens wanneer de werking van een systeem niet gestuurd wordt door het winstbejag, dient het volgens bureaucratische regels bestuurd te worden." (Hoofdstuk 15)

"De overheid is enkel een waarborging van vrijheid en daarmee verenigbaar met vrijheid wanneer haar reikwijdte naar behoren beperkt blijft tot het behoud van wat economische vrijheid wordt genoemd." (Hoofdstuk 15)

" [W]anneer men eenmaal toegeeft aan het principe dat het de plicht van de overheid is om het individu tegen zijn eigen stompzinnigheid te beschermen, kunnen er geen serieuze bezwaren tegen verdere inbreuken worden aangedragen." (Hoofdstuk 27)

"Overheid betekent altijd dwang en onderwerping en is noodzakelijkerwijs het tegenovergestelde van vrijheid." (Hoofdstuk 15)

"Zonder de inefficiëntie van de wetgever en de laksheid, nonchalance en corruptie van vele overheidsfunctionarissen, zouden de laatste overblijfselen van de markteconomie allang verdwenen zijn." (Hoofdstuk 36)

"Het is een feit dat geen enkele vaderlijke overheid — van nu of van vroeger — er ooit voor terugdeinsde om de gedachten, geloven en meningen van haar onderdanen aan banden te leggen. Als men de vrijheid van een mens wegneemt om zijn eigen consumptie te bepalen, neemt men alle vrijheden weg. De naïeve voorstanders van overheidsbemoeienis met de consumptie houden zich voor de gek wanneer ze datgene dat ze minachtend het filosofische aspect van het vraagstuk noemen negeren. Zij pleiten onbewust voor censuur, inquisitie, religieuze intolerantie en de vervolging van dissidenten." (Hoofdstuk 27)

"Productie is niet iets fysieks, materieels en externs; het is een geestelijk en intellectueel verschijnsel." (Hoofdstuk 7)

"De overheid is echter niet bij machte om de productie in een bedrijfstak te stimuleren zonder andere bedrijfstakken te schaden. Het neemt productiefactoren weg bij bedrijfstakken waarin de vrije markt deze zou toebedelen en leidt hen naar andere bedrijfstakken." (Hoofdstuk 29)

"Alleen personen die op de loonlijst van de overheid staan worden als onzelfzuchtig en nobel gezien. " (Hoofdstuk 27)

"Het fundamentele kenmerk van de overheid is dat haar decreten bekrachtigd worden door arrestaties, bestraffingen en opsluiting. Iemand die meer overheidsinmenging bepleit, vraagt uiteindelijk om meer dwang en minder vrijheid." (Hoofdstuk 27)

"Deze metamorfose van belastingen naar vernietigingswapens is het kenmerk van hedendaagse overheidsfinanciën." (Hoofdstuk 28)

"Belastingen worden betaald omdat de belastingbetalers bevreesd zijn om weerstand te bieden tegen de belastinginners. Zij weten dat elk vorm van ongehoorzaamheid of weerstand hopeloos is. Zolang de situatie zo is, is de overheid in staat om het geld dat het wil besteden, te innen." (Hoofdstuk 27)

"Belastingen zijn noodzakelijk. Maar het discriminerende belastingstelsel dat onder de misleidende naam progressieve inkomsten- en erfenisbelasting universeel wordt geaccepteerd, is geen manier van belastingheffing. Het is eerder een soort vermomde onteigening van succesvolle kapitalisten en ondernemers." (Hoofdstuk 32)

"Iedere stap die een overheid neemt buiten het vervullen van haar essentiële taken wat betreft het beschermen van de soepele werking van de markteconomie tegen agressie — van de kant van binnenlandse of buitenlandse rustverstoorders — is een verdere stap op het pad dat rechtstreeks naar een totalitair systeem leidt waarin er helemaal geen vrijheid meer bestaat." (Hoofdstuk 15)

"Boven alle soorten betalingsverplichtingen hangt — als het zwaard van Damocles — het gevaar van overheidsinmenging." (Hoofdstuk 20)

"Wat de overheid extra uitgeeft, geeft het volk minder uit. Openbare werken worden niet door de miraculeuze kracht van een toverstaf verwezenlijkt. Ze worden betaald met financiële middelen die bij de burgers worden weggehaald." (Hoofdstuk 23)

"Er bestaat geen enkel historisch voorbeeld van een overheid die kapitaal accumuleerde. Voor zover overheden in de bouw van wegen, spoorwegen en andere nuttige openbare werken investeerden, kwam het benodigde kapitaal uit de spaargelden van individuele burgers en werd het door de overheid geleend." (Hoofdstuk 35)

"Overheden kunnen zich niet bevrijden van de druk van de publieke opinie. Ze kunnen niet rebelleren tegen het overwicht van algemeen geaccepteerde ideologieën, hoe misleidend deze ook mogen zijn. Maar dit biedt geen excuus aan de bestuurders die ontslag zouden kunnen nemen in plaats van beleid te voeren dat desastreus is voor het land." (Hoofdstuk 31)

Overig

"Alles dat gedacht, gedaan en bereikt wordt, is een verrichting van het individu. Nieuwe ideeën en innovaties zijn altijd een verrichting van ongewone mensen." (Hoofdstuk 37)

"De mens kan nooit alwetend worden. Hij kan nooit volstrekt zeker zijn dat zijn constateringen hem niet voor de gek houden en dat wat hij als de absolute waarheid beschouwt geen vergissing is. Alles wat de mens kan doen, is keer op keer al zijn theorieën aan een kritische blik onderwerpen." (p. 60)

"De morele voorschriften en de wetgeving van het land, zijn middelen waarmee men bepaalde doelen probeert te bereiken. Of deze doelen nu wel of niet daadwerkelijk behaald kunnen worden, hangt af van de wetten van het universum. De door de mens opgestelde wet- en regelgeving is geschikt wanneer het in staat is om deze doelen te bereiken en tegengesteld aan de bedoelingen wanneer het dit niet kan. Deze wet- en regelgeving valt te bestuderen vanuit het oogpunt van hun geschikt- of ongeschiktheid." (Hoofdstuk 30)

" [W]e moeten niet over het feit heenkijken dat eigenlijk geen enkel voedingsmiddel enkel en alleen vanwege zijn voedingswaarde wordt gewaardeerd en geen kledingstuk of huis enkel omwille van de bescherming die het tegen wind en regen biedt. Men kan niet ontkennen dat de vraag naar goederen in grote mate wordt beïnvloed door metafysische, religieuze en ethische overwegingen, esthetische waardeoordelen, gebruiken, gewoonten, vooroordelen, traditie, modeverschijnselen en vele andere zaken." (Hoofdstuk 14)

" [D]e primaire taak van de rede is om bewust om te gaan met de beperkingen die door de natuur aan de mens zijn opgelegd, om schaarste te bestrijden." (Hoofdstuk 14)

"Menselijke arbeid en externe natuurlijke krachten en dingen zijn geen grondvereisten [van productie], maar de beslissing van het verstand om deze factoren als middelen te gebruiken is dat wel. Wat het product tot stand brengt is niet het zwoegen en de moeite op zich, maar het feit dat het door het verstand wordt aangestuurd. Enkel het menselijke verstand heeft het vermogen om onbehagen weg te nemen." (Hoofdstuk 7)

"Of de menselijke samenleving floreert, hangt af van twee factoren: de intellectuele bekwaamheid van uitzonderlijke mensen om deugdelijke sociale en economische theorieën te ontwikkelen en de bekwaamheid van deze of andere mensen om deze ideologieën behapbaar te maken voor de meerderheid." (Hoofdstuk 37)

"Het volk — de meute van doodgewone burgers — bedenkt geen ideeën, deugdelijk of ondeugdelijk. Ze kiezen enkel tussen de ideologieën die door de intellectuele leiders van de mensheid zijn ontwikkeld. Maar hun keuze is doorslaggevend en bepaalt het verloop van gebeurtenissen. Als zij de voorkeur geven aan kwaadaardige doctrines, kan niets een ramp voorkomen." (Hoofdstuk 37)

"De fundamentele verschillen in wereldbeelden en gedragspatronen komen niet overeen met verschillen in ras, nationaliteit of klassenverwantschap. Er bestaat nauwelijks een groter onderscheid in waardeoordelen dan tussen diegenen die chic en esthetisch leven en diegenen die luchtig van het leven willen genieten. Een onoverbrugbaar gat scheidt de toegewijde monniken en nonnen van de rest van de mensheid. Maar mensen te midden van alle rassen, naties, klassen en kasten hebben zich aan monnikachtige idealen toegewijd. Sommigen van hen waren zonen en dochters van koningen en welvarende edellieden, anderen waren bedelaars." (Hoofdstuk 3)

"Het bewustzijn van de realiteit is een trieste ervaring. Het doceert de grenzen voor de bevrediging van iemands wensen. Enkel met tegenzin geeft de mens zich over aan het inzicht dat er dingen bestaan — het geheel van alle causale verbanden tussen gebeurtenissen — die niet veranderd kunnen worden door wensdenken." (Hoofdstuk 37)

"Het is zinloos om tegen te werpen dat het leven en de werkelijkheid niet logisch zijn. Het leven en de werkelijkheid zijn niet logisch, noch onlogisch; ze zijn simpelweg gegeven. Maar de logica is het enige middel dat de mens tot zijn beschikking heeft om beide te begrijpen." (Hoofdstuk 2)

"De mens gebruikt de rede om te kiezen tussen onverenigbare bevredigingen van tegenstrijdige verlangens." (Hoofdstuk 8)

"Het is altijd het individu dat nadenkt. De samenleving denkt niet meer na dan dat het eet of drinkt. De evolutie van de menselijke rede, van het naïeve denken van de primitieve mens tot het meer subtiele denken van de moderne wetenschap, vond binnen de samenleving plaats. Het denken zelf is echter altijd een bewerkstelliging van het individu. Er bestaat gezamenlijk handelen, maar geen gezamenlijk denken." (Hoofdstuk 9)

"De menselijke samenleving is een intellectueel en geestelijk verschijnsel. Het is het resultaat van het doelgericht benutten van de universele wet die kosmische wording bepaalt, namelijk, de hogere productiviteit van de arbeidsdeling. Zoals bij iedere handeling, wordt de herkenning van de natuurwetten ingezet ten behoeve van het streven van de mens om zijn omstandigheden te verbeteren." (Hoofdstuk 8)

"Binnen het kader van maatschappelijke samenwerking kunnen er tussen de leden van de samenleving gevoelens van sympathie en vriendschap en een gevoel van samenhorigheid ontstaan. Deze gevoelens zijn de bron van de meest verrukkelijke en verheven ervaringen van de mens. Zij zijn de meest dierbare sieraden van het leven; zij verheffen de dierlijke soort van de mens tot de hoogten van een werkelijk menselijk bestaan. Toch zijn zij niet, zoals sommige mensen beweerden, de factoren die maatschappelijke betrekkingen teweegbrachten. Deze gevoelens zijn de vruchten van maatschappelijke samenwerking, ze gedijen alleen binnen haar kader; ze gingen niet vooraf aan de totstandkoming van maatschappelijke betrekkingen en zijn evenmin de bron ervan." (Hoofdstuk 8)

"De mens wordt geconfronteerd met het verstrijken van tijd. Hij komt tot leven, groeit, wordt oud, en sterft. Zijn tijd is schaars. Hij moet er spaarzaam mee omgaan, net zoals hij ook met andere schaarse factoren zuinig dient om te springen." (Hoofdstuk 5)

"Tijd is voor de mens geen homogene substantie waarvan enkel de duur telt. Het gaat niet om meer of een minder in omvang. Tijd is een onomkeerbare stroom waarvan de fracties in een verschillend daglicht staan afhankelijk van hun nabijheid ten opzichte van het moment van beslissen en waarderen. De bevrediging van een behoefte in de nabijere toekomst wordt — bij gelijkblijvende omstandigheden — verkozen boven dezelfde bevrediging in de verdere toekomst. Tegenwoordige goederen zijn waardevoller dan toekomstige goederen." (Hoofdstuk 18)

"Het is een slechte kunstgreep om elk tijdperk een transitietijdperk te noemen. In de levende wereld vindt er altijd verandering plaats. Ieder tijdperk is een transitietijdperk." (Hoofdstuk 36)

"Het gaat er [bij het vakbondsvraagstuk] om of een vereniging van private burgers wel of niet het privilege verleend zou moeten worden om zich straffeloos te beroepen op gewelddadig handelen. Het is hetzelfde vraagstuk dat betrekking heeft op de activiteiten van de Ku Klux Klan." (Hoofdstuk 30)

"De verhevenheid van de Westerse landen bestond uit het feit dat zij er beter in slaagden om de geest van roofzuchtig militarisme in toom te houden dan de rest van de mensheid en dat zij zodoende de sociale instituties voortbrachten die noodzakelijk zijn voor op grote schaal sparen en beleggen." (Hoofdstuk 18)

"Logisch denken en het echte leven zijn twee kanten van dezelfde medaille. De logica is voor de mens het enige middel om de vraagstukken des levens de baas te worden." (Hoofdstuk 9)

"Rationeel handelen betekent dat de mens, gegeven het feit dat hij niet al zijn impulsen, verlangens en lusten kan bevredigen, afziet van de bevrediging van die zaken die hij als minder urgent beschouwt." (Hoofdstuk 8)

"De oppermacht van de publieke opinie bepaalt niet alleen de eigenaardige rol die economie in het complex van denken en kennis inneemt. Het bepaalt het gehele verloop van de menselijke geschiedenis." (Hoofdstuk 37)

"Het leven van de primitieve mens was een onophoudelijke strijd tegen de karige aanwezigheid van de natuurgegeven middelen voor zijn levensonderhoud. In deze wanhopige overlevingsstrijd bezweken vele individuen en gehele families, stammen en rassen. De primitieve mens werd altijd achtervolgd door de hongerdood. De beschaving heeft ons van deze gevaren bevrijd." (Hoofdstuk 21)

"Van liefde voor de natuur of waardering voor de schoonheid van het landschap was geen sprake bij de plattelandsbevolking. Stadsbewoners brachten deze naar het platteland. Het waren de stedelingen die het land als natuur op prijs begonnen te stellen, terwijl de boeren het enkel waardeerden vanuit het oogpunt van zijn productiviteit voor het jagen, houthakken, landbouw en de veeteelt. Sinds mensenheugenis waren de rotsen en gletsjers van de Alpen in de ogen van de bergbewoners slechts braakliggend terrein. Pas toen de stedelingen hun pieken begonnen te beklimmen en geld naar de valleien brachten, veranderden zij van mening. De pioniers van het bergbeklimmen en skiën werden belachelijk gemaakt door de inheemse bevolking, totdat zij uitvonden dat zij konden profiteren van deze excentriciteit." (Hoofdstuk 22)

"In de natuur bestaan er onverenigbare belangenconflicten. Bestaansmiddelen zijn schaars. Voortplanting heeft de neiging het levensonderhoud te ontstijgen. Alleen de sterkste planten en dieren overleven. De vijandigheid tussen enerzijds een van honger stervend dier en anderzijds het dier dat eten van hem afpikt, is onverbiddelijk." (Hoofdstuk 15)

"Het is zinloos om in de behoefte van tijdperken te voorzien die over technologische mogelijkheden beschikken waarvan we zelf niet eens kunnen dromen." (Hoofdstuk 16)

"Samenwerking van de meer getalenteerde, meer kundige en meer bedrijvige met de minder getalenteerde, minder kundige en minder bedrijvige is voor iedereen voordelig. Het door de arbeidsdeling verkregen profijt is altijd wederzijds." (Hoofdstuk 8)

"Net zoals het mystieke gevoel van gemeenschap, is etnische haat geen natuurlijk verschijnsel dat de mens is aangeboren. Zij is het product van ideologieën." (Hoofdstuk 8)

"De mens kan inderdaad niet aan de dood ontsnappen. Maar tot op heden is hij springlevend; en het leven, niet de dood, grijpt hem aan. Wat de toekomst hem ook zal brengen, hij kan zich niet onttrekken aan de noodzakelijkheden van het ogenblik. Zolang een mens leeft, kan hij niet anders dan aan de voornaamste impuls gehoorzamen — het élan vital. De aangeboren aard van de mens zorgt ervoor dat hij ernaar streeft om zijn leven te behouden en te versterken, dat hij ontevreden is en streeft naar het wegnemen van onbehagen, dat hij streeft naar wat men geluk zou kunnen noemen." (Hoofdstuk 39)

"De mens leeft altijd in de schaduw van de dood. Wat hij ook bereikt mag hebben in de loop van zijn pelgrimstocht, op een dag zal hij vergaan en moet hij alles dat hij heeft opgebouwd weer achterlaten. Ieder moment kan zijn laatste zijn. De toekomst van het individu kent maar een zekerheid — de dood." (Hoofdstuk 39)

"Handelen is een poging om een minder bevredigende stand van zaken in te ruilen voor een bevredigendere. We kunnen een dergelijke, bewust veroorzaakte wijziging een ruil noemen." (Hoofdstuk 4)

"Het menselijk leven bestaat uit een oneindige reeks van afzonderlijke handelingen." (Hoofdstuk 2)

"Er bestaan zonder enige twijfel — zowel in het geval van individuen als in het geval van publieke aangelegenheden — situaties waarin men goede redenen zou kunnen hebben om zelfs de zeer onwenselijke langetermijngevolgen te dulden om datgene te ontlopen dat zij als nog onwenselijkere kortetermijnomstandigheden zien. Het zou soms raadzaam voor iemand kunnen zijn om de kachel met zijn meubilair te verwarmen. Maar als hij dit doet, dan moet hij weten wat de latere gevolgen zullen zijn. Hij moet zich niet voor de gek houden door te geloven dat hij een geweldige nieuwe methode heeft ontdekt om zijn huis te verwarmen." (Hoofdstuk 23)

"Menselijk handelen is doelgericht gedrag." (Hoofdstuk 1)

"Het [menselijk handelen] is een uiting van de mens die beperkt wordt door het begrensde vermogen van zijn verstand, de fysiologische aard van zijn lichaam, de veranderlijkheid van zijn omgeving en de schaarste van externe factoren waar zijn welvaart van afhangt." (Hoofdstuk 2)

"Als de dictator meer investeert, en daarmee de voor directe consumptie beschikbare middelen inperkt, dan moet het volk genoegen nemen met minder voedsel en verder zijn mond houden. Er ontstaat geen crisis, omdat de onderdanen geen enkele mogelijkheid hebben om hun ontevredenheid te uiten. Daar waar er geen handel bestaat, kan de handel niet goed noch slecht zijn. Er zou een hongersnood en wijdverspreide schaarste kunnen zijn, maar geen depressie in de zin waarin de term gebruikt wordt bij het behandelen van de vraagstukken van een markteconomie." (Hoofdstuk 20)

"Hoe groter de groep is en hoe minder homogeen haar leden zijn, hoe gebrekkiger de informatie is die betalingsbalansen opleveren. De betalingsbalans van Denemarken vertelt meer over de omstandigheden van de Denen dan de betalingsbalans van de Verenigde Staten over de omstandigheden van de Amerikanen." (Hoofdstuk 17)

"Een detailhandelaar of een herbergier kan gemakkelijk ten prooi vallen aan de illusie dat het enige dat nodig is om hem en zijn collega’s welvarender te maken, hogere consumentenbestedingen zijn. In zijn ogen moeten mensen er vooral toe worden aangezet om meer uit te geven." (Hoofdstuk 17)

"Het is een verdraaiing van de feiten om het tijdperk van het liberalisme van een vermeend materialisme te beschuldigen. De negentiende eeuw was niet alleen een eeuw van ongekende verbeteringen in technologische productiemethoden en het materiële welzijn van de gewone burger. Het bracht veel meer teweeg dan het verlengen van de gemiddelde levensduur van de mens. Zijn wetenschappelijke en artistieke prestaties zijn onvergankelijk. Het was een tijd van onsterfelijke muzikanten, schrijvers, dichters en beeldhouwers; het leidde tot revolutionaire ontwikkelingen in de filosofie, economie, wiskunde, natuurkunde, scheikunde en biologie. En, voor het eerst in de geschiedenis, maakte het grootse werken en ideeën toegankelijk voor de gewone burger." (Hoofdstuk 8)

"De grootheid en economische ‘macht’ van de spoorwegbedrijven waren geen belemmering voor de introductie van de gemotoriseerde auto en het vliegtuig." (Hoofdstuk 15)

"De moderne beschaving is een product van de laisser faire-filosofie. Onder de ideologie van overheidsalmacht kan deze niet worden behouden." (Hoofdstuk 34)

"Terwijl alle andere dieren onvoorwaardelijk worden gedreven door de impuls om hun eigen levens te handhaven en zich voort te planten, heeft de mens het vermogen om zelfs deze impulsen de baas te zijn. Hij kan zowel zijn seksuele verlangens als zijn wil om te leven bedwingen. Hij kan zijn leven prijsgeven wanneer de omstandigheden waaronder hij enkel kan overleven ondraaglijk lijken. De mens is in staat om te sterven voor een ideaal of om zelfmoord te plegen. Om te leven is voor de mens de uitkomst van een keuze, van een waardeoordeel." (Hoofdstuk 1)

"Wat de mens van dieren onderscheid, is het besef van de voordelen die uit samenwerken onder de arbeidsdeling kunnen worden verkregen. De mens beteugelt zijn aangeboren instinct tot agressie om met andere menselijke wezens samen te werken. Hoe meer hij zijn materiële welzijn wil verbeteren, hoe verder hij het systeem van de arbeidsdeling moet intensiveren." (Hoofdstuk 34)

"Apparatuur en machines zijn in feite geen arbeidsbesparende middelen, maar hulpmiddelen om de productieopbrengst per eenheid aan gebruikte middelen te verhogen." (Hoofdstuk 30)

"Wanneer we terugblikken op de gehele geschiedenis van de mensheid, van het prille begin van de beschaving tot onze moderne tijd, is het logisch om in algemene termen vast te stellen dat de productiviteit van menselijke arbeid verveelvoudigd is, omdat de leden van ontwikkelde landen vandaag de dag inderdaad veel meer dan hun voorouders produceren." (Hoofstuk 21)

"De handel met het buitenland verschilt enkel van de binnenlandse handel voor zover goederen en diensten worden geruild die de landsgrens oversteken." (Hoofdstuk 24)

"De doortastende man, bedrijvig strevend naar een verbetering van zijn omstandigheden, handelt niet meer of minder dan de lusteloze man die aarzelend zaken ter kennisgeving aanneemt. Niets doen en inactief blijven zijn namelijk ook handelingen. Ook zij bepalen het verloop van gebeurtenissen." (Hoofdstuk 1)

"De ondernemers noch de landbouwers noch de kapitalisten bepalen wat er geproduceerd dient te worden. De consumenten doen dat." (Hoofdstuk 15)

"De meeste handelingen zijn niet gericht op iemands nederlaag of verlies. Zij beogen een verbetering van hun omstandigheden." (Hoofdstuk 6)

"Niets suggereert het geloof dat een vooruitgang naar bevredigendere omstandigheden onvermijdelijk is of dat een ineenstorting naar minder bevredigende omstandigheden onmogelijk is." (Hoofdstuk 36)

"Wij zijn de gelukkige erfgenamen van het sparen van onze vaders en voorvaders die de kapitaalgoederen hebben geaccumuleerd waarmee we vandaag werken. Wij, de uitverkorenen kinderen van het tijdperk van de elektriciteit, profiteren nog steeds van de oorspronkelijke besparingen van de primitieve vissers die — door de eerste netten en kano’s te produceren — een deel van hun arbeidstijd besteedden aan de voorziening van de toekomst." (Hoofdstuk 18)

"Het beschikbare aanbod van ieder handelsgoed is beperkt. Als het in verhouding tot de vraag van het publiek niet schaars was, dan zou het voorwerp in kwestie niet als economisch goed worden gezien en zou er geen prijs voor worden betaald." (Hoofdstuk 16)

"Het is de taak van de consumenten om iedereen zijn gepaste plek in de samenleving toe te bedelen. Hun kopen en afzien van kopen is van cruciaal belang in het bepalen van ieders maatschappelijke positie." (Hoofdstuk 15)

"Het is niet toevallig dat Duitsland — het land dat het sociale zekerheidsstelsel inwijdde — de wieg was van beide varianten van de hedendaagse minachting van de democratie, de marxistische alsmede de niet-marxistische." (Hoofdstuk 36)

"De samenleving is arbeidsdeling en arbeidscoördinatie." (Hoofdstuk 8)

"De beschaving is een verrichting van de ‘bourgeois’-geest en niet van veroveringsdrift. De barbaarse volkeren die plunderen niet inruilden voor werken, verdwenen van het geschiedkundige toneel." (Hoofdstuk 23)

"Het enige dat een importheffing kan bereiken, is ervoor zorgen dat de productie plaatsvindt op locaties waar de productieopbrengst per eenheid van ingezette middelen lager is in plaats van locaties waar deze hoger is. Het verhoogt de productie niet; het verlaagt het." (Hoofdstuk 29)

"We zouden verwantschapsbewustzijn, gemeenschapsgevoelens en samenhorigheidsgevoelens samen de erkenning van het feit dat alle afzonderlijke menselijke wezens potentiele partners zijn in de strijd ter overleving kunnen noemen, omdat zij in staat zijn de wederzijdse voordelen van samenwerking te herkennen, terwijl dieren deze bekwaamheid ontberen." (Hoofdstuk 8)

"Elke stap waarmee een individu het geïsoleerd handelen inruilt voor het gezamenlijk handelen, resulteert in onmiddellijke en zichtbare verbeteringen van zijn omstandigheden. De voordelen van vredige samenwerking en de arbeidsdeling zijn universeel." (Hoofdstuk 8)

"Een vermogend persoon kan zijn vermogen enkel behouden door de consumenten voortdurend op de meest efficiënte manier te bedienen." (Hoofdstuk 15)

"Het Romeinse Rijk stortte in omdat het de geest van het liberalisme en vrij ondernemerschap ontbeerde. Het interventionisme en zijn politieke uitvloeisel — het Führer-principe — richtten het machtige rijk te gronde zoals ze altijd noodzakelijkerwijs iedere maatschappelijke eenheid desintegreren en vernietigen." (Hoofdstuk 30)

Politiek

"Een econoom kan nooit een lieveling van autocraten en demagogen zijn. Voor hen is hij altijd de onheilstichter, en hoe meer zij er diep van binnen van overtuigd zijn dat zijn bezwaren gegrond zijn, hoe meer ze hem verafschuwen." (Hoofdstuk 2)

"Het is altijd het individu dat nadenkt. De samenleving denkt niet meer na dan dat het eet of drinkt." (Hoofdstuk 9)

"Staatshoofden geven niet graag toe dat hun macht beperkt wordt door andere wetten dan natuurkundige en biologische wetten. Zij schrijven hun mislukking en onmacht nooit toe aan het schenden van economische wetten." (Hoofdstuk 30)

"Elke partij beschouwt het als een verraderlijke samenzwering tegen haar prestige en overleving wanneer iemand het aandurft om vraagtekens te zetten bij het vermogen van haar plannen om de groepsleden welvarender te maken. Elke partij kijkt vanuit een vreselijke vijandschap naar economen die dit soort kritiek leveren. (Hoofdstuk 15)"

"Met de toenemende semantische verwarring die de betekenis van politieke terminologie veelal in het tegenovergestelde veranderde, wordt de term ‘democratisch’ nu te pas en te onpas gebruikt." (Hoofdstuk 35)

"Veel mensen klagen vandaag de dag over het gebrek aan creatief staatmanschap. Gegeven het overwicht van interventionistische ideeën, staat een politieke carrière echter enkel open voor mensen die zichzelf identificeren met de belangen van een belangengroep. De mentaliteit van een vakbondsleider of secretaris van de boerenbond, is niet wat er van een vooruitziende staatsman vereist wordt. Dienst aan de kortetermijnbelangen van een belangengroep is niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van de eigenschappen die iemand tot een groots staatsman maken. Staatsmanschap betekent standvastig langetermijnbeleid; maar belangengroepen geven niet om de lange termijn." (Hoofdstuk 38)

"De meerderheid heeft de macht om van een impopulair bestuur af te geraken en gebruikt deze macht wanneer het ervan overtuigd raakt dat haar eigen welzijn dit vereist. Op lange termijn bestaat er niet zoiets als een impopulair bestuur. Burgeroorlogen en revoluties zijn de middelen waarmee ontevreden meerderheden bestuurders en bestuurlijke methoden omverwerpen die hen niet aanstaan." (Hoofdstuk 8)

"Hoewel een tiran tijdelijk met minderheidssteun zou kunnen heersen, mits deze minderheid bewapend is en de meerderheid niet, kan een minderheid op de lange termijn de meerderheid niet blijven onderdrukken. De onderdrukten zullen zich verzetten en het juk van de tirannie van zich afslaan." (Hoofdstuk 9)

"Het [sociale zekerheidsstelsel] legt een beperking op aan de werknemer wat betreft het uitgeven van zijn totale inkomen. Het beperkt de vrijheid van de arbeider om zijn loon naar eigen inzicht te besteden. Of een sociaal zekerheidstelsel goed of slecht beleid is, is in wezen een politiek vraagstuk. Men zou het kunnen rechtvaardigen door te verklaren dat werknemers het inzicht en de morele kracht ontberen om uit eigen beweging voor hun eigen toekomst te zorgen. Maar daarmee wordt het lastig om een goed weerwoord te hebben tegenover mensen die zich afvragen of het niet tegenstrijdig is om de nationale welvaart toe te vertrouwen aan de beslissing van kiezers die de wet niet in staat acht om zelf beslissingen te nemen; of het niet absurd is om juist die personen de macht over het overheidsbeleid te geven, terwijl zij ontegenzeggelijk behoefte hebben aan een beschermheer? " (Hoofdstuk 21)

"Onder welk mom de overheid de hoogte van de koopkracht ook beïnvloedt, haar beslissingen hangen noodzakelijkerwijs af van de persoonlijke waardeoordelen van de machthebbers. Zij behartigen altijd de belangen van sommige groepen mensen ten koste van andere groepen. Zij dienen nooit datgene dat het algemeen belang of het publiek welzijn wordt genoemd. Ook op het gebied van monetair beleid bestaat er geen normatieve wetenschap die ons kan helpen." (Hoofdstuk 17)

"Op de lange termijn kan er niet zoiets als een onpopulaire bestuursvorm bestaan." (Hoofdstuk 37)

Prijzen

"Er bestaan monetaire eenheden en meetbare, fysieke eenheden van verschillende economische goederen van vele — maar niet van alle — gekochte en verkochte diensten. Maar de ruilverhoudingen die we dienen te behandelen fluctueren voortdurend. Zij zijn geen constanten of onveranderlijk. Zij tarten iedere poging tot meting." (Hoofdstuk 11)

De prijzen van de productiefactoren worden in de ogen van de wiskundige econoom door het snijpunt van twee curven bepaald, niet door menselijk handelen." (Hoofdstuk 26)

"Uiteindelijk zijn het de subjectieve waardeoordelen van individuen die de vorming van prijzen bepalen." (Hoofdstuk 16)

"Buiten de markt bestaan geen prijzen. Prijzen kunnen niet, als het ware, synthetisch geconstrueerd worden." (Hoofdstuk 16)

"Ieder individu, bij het kopen of niet kopen en het verkopen of niet verkopen, draagt zijn steentje aan de vorming van marktprijzen bij. Maar hoe groter de markt, des te kleiner de invloed van ieder individu op de totstandkoming van prijzen is. Het individu ervaart de structuur van marktprijzen daarom als een gegeven waaraan hij zijn eigen gedrag dient aan te passen." (Hoofdstuk 16)

"De waardeoordelen van consumenten liggen ten grondslag aan de totstandkoming van prijzen." (Hoofdstuk 16)

"De waarde van tijd — dat wil zeggen, tijdsvoorkeur of de hogere waardering van behoeftebevrediging in nabijere perioden van de toekomst vergeleken met die verder in de toekomst liggen — is een essentieel onderdeel van het menselijk handelen. Het beïnvloedt elke keuze en elke handeling. Er bestaat niemand voor wie het verschil tussen eerder en later niet telt. Het tijdselement is doorslaggevend in de prijsvorming van alle handelsgoederen en diensten." (Hoofdstuk 18)

"Elke partij hecht een hogere waarde aan het goed dat zij ontvangt dan aan het goed dat zij weggeeft. De ruilverhouding — de prijs — is niet het resultaat van een gelijke waardering, maar juist het resultaat van een ongelijke waardering." (Hoofdstuk 16)

Publieke schuld

"De financiële geschiedenis van de afgelopen eeuw vertoont een gestage toename in de omvang van de publieke schuld. Niemand gelooft dat de staten voor eeuwig de last van deze rentebetalingen zullen dragen. Het is duidelijk dat al deze schulden vroeger of later op een of andere manier geliquideerd zullen worden, maar zeker niet door de betaling van de rente en de hoofdsom conform de contactvoorwaarden." (Hoofdstuk 12)

"De populairste van deze doctrines staat gekristalliseerd in de zin: een publieke schuld is geen last, omdat we het onszelf verschuldigd zijn. Als dit zou kloppen, dan zou de volledige opheffing van de publieke schuld een onbeduidende ingreep zijn, een loutere boekhoudkundige verrichting." (Hoofdstuk 12)

"[I]nkomen kwam niet langer voort uit het proces van het op de best mogelijke wijze voorzien in de wensen van de consumenten, maar uit de door het staatsapparaat van dwang en onderwerping geheven belastingen. Hij was niet langer een bediende van zijn medeburgers, onderhevig aan hun soevereiniteit; hij was een partner van de overheid die de mensen regeerde en belastingen van hen vorderde." (Hoofdstuk 12)

"Iemand die zijn geld in obligaties belegde die waren uitgegeven door de overheid en haar departementen, was niet langer onderhevig aan de onontkoombare wetten van de markt en de soevereiniteit van de consumenten. Hij hoefde zijn vermogen niet langer zodanig te beleggen dat zijn geld zo goed als mogelijk de wensen en behoeften van de consumenten zou dienen." (Hoofdstuk 12)

Reclame

"De kneepjes en listigheden van het adverteren zijn evengoed beschikbaar voor de verkoper van het betere product als voor de verkoper van het slechtere product. Maar alleen de eerstgenoemde geniet het voordeel dat voortvloeit uit de betere kwaliteit van zijn product." (Hoofdstuk15)

"Het is een wijdverspreide misvatting dat vakkundige reclames consumenten kunnen overhalen tot het kopen van alles dat de adverteerder ook maar wil. De consument is, volgens deze mythe, simpelweg weerloos tegen ‘hoge druk’-reclames. Als dit zou kloppen, dan zou succes of falen in het bedrijfsleven enkel van reclamemiddelen afhangen." (Hoofdstuk 15)

Rechtvaardigheid

"Het concept ‘rechtvaardige’ of ‘eerlijke’ prijs is verstoken van enige wetenschappelijke betekenis; het is een dekmantel voor vurige wensen, een streven naar een situatie die afwijkt van de werkelijkheid." (Hoofdstuk 16)

"Er bestaat niet zoiets als een absoluut rechtvaardigheidsbegrip dat losstaat van een bepaalde maatschappelijke organisatievorm. Het is niet rechtvaardigheid dat de beslissing ten gunste van een bepaald maatschappelijke systeem bepaalt. Het is, integendeel, het maatschappelijke systeem dat bepaalt wat als goed en wat als slecht moet worden gezien. Er bestaat geen goed of slecht buiten het maatschappelijk kader." (Hoofdstuk 27)

"Het begrip rechtvaardigheid is enkel zinnig wanneer het verwijst naar een bepaald stelsel van normen waarvan wordt aangenomen dat deze zelf onbetwist en gevrijwaard van kritiek zijn." (Hoofdstuk 27)

"Het idee van rechtvaardigheid verwijst altijd en overal naar maatschappelijke samenwerking." (Hoofdstuk 29)

Rentes

"Als men de rol van de kapitalist als ontvanger van rente wegneemt, vervangt men het door de rol van de kapitalist als verbruiker van kapitaal." (Hoofdstuk 19)

"Wat men door middel van wet- en regelgeving kan afschaffen, is enkel het recht van kapitalisten om rente te ontvangen. Maar zulke maatregelen zouden kapitaalconsumptie teweegbrengen en de mensheid zeer spoedig terug in de natuurlijke staat van natuurlijke armoede doen vallen." (Hoofdstuk 19)

"Niets schaadde het aanzien van het liberalisme meer dan de bijna regelmatige terugkeer van koortsachtige hausses en dramatische ineenstortingen van bullmarkten, gevolgd door slepende depressies. De publieke opinie is ervan overtuigd geraakt dat dit soort gebeurtenissen onvermijdelijk zijn in een vrije markteconomie. Men begreep niet dat datgene waarover men klaagde de noodzakelijke gevolgen waren van beleidsmaatregelen die gericht waren op het verlagen van de rente door middel van kredietexpansie. Men bleef hardnekkig aan deze beleidsmaatregelen vasthouden en probeerde tevergeefs de ongewenste gevolgen met steeds meer overheidsinmenging te bestrijden." (Hoofdstuk 17)

"De golfachtige beweging die de economie teistert en de terugkeer van perioden van hausse gevolgd door perioden van depressie, is de onvermijdelijke uitkomst van de keer op keer herhaalde pogingen om de nominale marktrente door middel van een kredietexpansie te verlagen." (Hoofdstuk 20)

"[Er kan] geen sprake zijn van het afschaffen van rente door instituties, wetten of door manipulatie van het bankwezen. Iemand die rente wil ‘afschaffen’ zal mensen moeten overhalen om een over honderd jaar beschikbare appel hetzelfde te waarderen als een nu beschikbare appel. Wat men door middel van wet- en regelgeving kan afschaffen is enkel het recht van kapitalisten om rente te ontvangen. Maar zulke maatregelen zouden kapitaalconsumptie teweegbrengen en de mensheid zeer spoedig terug in de natuurlijke staat van natuurlijke armoede doen vallen." (Hoofdstuk 18)

"De verwachting van stijgende prijzen neigt dus naar een stijgende nominale rente, terwijl de verwachting van dalende prijzen deze doet dalen." (Hoofdstuk 20)

Slavernij

"Bij het produceren van artikelen van superieure kwaliteit, kan een onderneming die de ogenschijnlijk goedkope arbeid van onvrije arbeiders gebruikt nooit de concurrentie aan met bedrijven die vrije arbeid inzetten. Dit feit is verantwoordelijk voor het verdwijnen van alle op gedwongen arbeid gebaseerde stelsels." (Hoofdstuk 21)

"Het waren geen humanitaire gevoelens en clementie die de gevoelloze en meedogenloze slavenhouders van het oude Rome ertoe gewogen om de ketenen van hun slaven los te maken, maar de drang om de grootst mogelijke winst te maken." (Hoofdstuk 21)

"Slavenarbeid verdween omdat het de concurrentie van vrije arbeid niet aankon; zijn verliesgevendheid bezegelde het lot van slavenarbeid in de markteconomie." (Hoofdstuk 21)

"Nu was het voor ondernemingen die slavenarbeid gebruikten nooit en nergens mogelijk om op de markt te concurreren met ondernemingen die vrije arbeid gebruikten. Slavenarbeid kon altijd en alleen gebruikt worden wanneer het niet hoefde op te boksen tegen de concurrentie van vrije arbeid." (Hoofdstuk 21)

"Indien hij als vee wordt behandeld, levert de mens een kleinere opbrengst per eenheid gemaakte kosten voor het lopende levensonderhoud en bewaking op dan vee." (Hoofdstuk 21)

Socialisme

"Een socialistisch systeem met een markt en marktprijzen is net zo tegenstrijdig als het idee van een driehoekige vierkant." (Hoofdstuk 26)

"Een samenleving die kiest tussen het kapitalisme en het socialisme kiest niet tussen twee maatschappelijke systemen; het kiest tussen maatschappelijke samenwerking en het uiteenvallen van de samenleving. Het socialisme is geen alternatief voor het kapitalisme; het is een alternatief voor ieder systeem waaronder mensen als menselijke wezens kunnen leven." (Hoofdstuk 24)

"Iemand die tussen het drinken van een glas melk en een glas vol kaliumcyanide-oplossing kiest, kiest niet tussen twee drankjes; hij kiest tussen leven en dood. Een samenleving die kiest tussen het kapitalisme en het socialisme kiest niet tussen twee maatschappelijke systemen; het kiest tussen maatschappelijke samenwerking en het uiteenvallen van de samenleving." (Hoofdstuk 24)

"Wanneer ze door de economen flink onder druk worden gezet, geven sommige welvaartsaanhangers en socialisten toe dat de teruggang van de gemiddelde levensstandaard enkel vermeden kan worden door al het geaccumuleerde kapitaal in stand te houden en dat de economische vooruitgang van de vorming van nieuw kapitaal afhangt." (Hoofdstuk 35)

"Onder een dergelijke socialistische productiewijze worden alle persoonlijke prikkels weggenomen die zelfzuchtigheid onder het kapitalisme biedt en worden luiheid en achteloosheid beloond. Terwijl in een kapitalistische samenleving zelfzuchtigheid iedereen aanspoort om tot het uiterste te gaan, zorgt het in een socialistische samenleving voor traag- en laksheid." (Hoofdstuk 24)

"De geschriften van de socialisten staan bol van dit soort utopische verbeeldingen. Of zij zich nu marxisten of niet-marxistische socialisten, technocraten of eenvoudigweg planners noemen, zij zijn er allemaal op uit om ons aan te tonen hoe dwaas de zaken in werkelijkheid geregeld zijn en hoe gelukkig de mens zou kunnen leven als hij de hervormers van dictatoriale macht zouden voorzien. Het is, zo zeggen zij, slechts de ontoereikendheid van de kapitalistische productiewijze dat de mensheid ervan weerhoudt om van alle aangenaamheden te genieten die men onder de huidige staat van technologische kennis zou kunnen produceren." (Hoofdstuk 27)

"Iemand die tussen het drinken van een glas melk en een glas vol kaliumcyanide-oplossing kiest, kiest niet tussen twee drankjes; hij kiest tussen leven en dood. Een samenleving die kiest tussen het kapitalisme en het socialisme kiest niet tussen twee maatschappelijke systemen; het kiest tussen maatschappelijke samenwerking en het uiteenvallen van de samenleving. Het socialisme is geen alternatief voor het kapitalisme; het is een alternatief voor ieder systeem waaronder mensen als menselijke wezens kunnen leven." (Hoofdstuk 24)

"Mensen noemen het socialisme vaak een religie. Het is inderdaad de religie van de zelfvergoding." (Hoofdstuk 25)

"Economie behandelt enkel de socialistische plannen, niet de psychologische factoren die mensen ertoe aanzetten om de religie van staatsadoratie te omarmen." (Hoofdstuk 25)

"Iedere socialist is een vermomde dictator." (Hoofdstuk 25)

"Alle dwalingen van de hedendaagse welvaartseconomie zijn — evenals die van socialistische schrijvers — gebaseerd op de impliciete veronderstelling dat er een overdadig aanbod aan kapitaalgoederen bestaat. Als dat het geval was, zou het uiteraard gemakkelijk zijn om een oplossing voor alle problemen te vinden, iedereen ‘in overeenstemming met zijn behoeften’ te voorzien en iedereen volstrekt gelukkig te maken." (Hoofdstuk 35)

"De overweldigend snelle triomf van het betoog dat er geen economische calculatie mogelijk is onder een socialistisch systeem, is ongekend in de geschiedenis van het menselijk denken. De socialisten kunnen niet anders dan hun verpletterende en definitieve nederlaag toegeven. Zij beweren niet langer dat het socialisme ongekend superieur is aan het kapitalisme, omdat het markten, marktprijzen en concurrentie uitbant. Integendeel. Ze proberen nu het socialisme te rechtvaardigen door te wijzen op het feit dat het zelfs onder het socialisme mogelijk is om deze instituties te behouden. Ze maken plannen voor een socialisme waarin er zowel prijzen als concurrentie bestaan." (Hoofdstuk 26)

"Door monetaire calculatie af te schaffen, zou de algemene invoering van het socialisme tot complete chaos en de desintegratie van de maatschappelijke samenwerking onder de arbeidsdeling leiden." (Hoofdstuk 36)

Vrijheid

"Er bestaat geen andere soort vrijheid en ongebondenheid dan de soort die de markteconomie voortbrengt. In een totalitaire, hegemonische samenleving is de enige vrijheid die het individu rest — omdat het hem niet ontzegd kan worden — de vrijheid om zelfmoord te plegen." (Hoofdstuk15)

"Laisser faire betekent niet: laat zielloze mechanische krachten handelen. Het betekent: laat elk individu kiezen hoe hij in de maatschappelijke arbeidsdeling wenst samen te werken; laat consumenten bepalen wat ondernemers moeten produceren. Planning betekent: laat alleen de overheid kiezen en haar beslissingen door het apparaat van dwang en onderwerping bekrachtigen." (Hoofdstuk 27)

"Er bestaat geen andere soort vrijheid en ongebondenheid dan de soort die de markteconomie voortbrengt. In een totalitaire, hegemonische samenleving is de enige vrijheid die het individu rest — omdat het hem niet ontzegd kan worden — de vrijheid om zelfmoord te plegen." (Hoofdstuk 15)

"Vrijheid en ongebondenheid zijn de gesteldheden van de mens binnen een contractuele samenleving." (Hoofdstuk 15)

"De marktdemocratie bestaat uit het feit dat mensen zelf hun keuzen maken en dat geen enkele dictator de macht heeft om hen te dwingen zich aan zijn waardeoordelen te onderwerpen." (Hoofdstuk 16)

"Het vervangen van de markteconomie door economische planning neemt alle vrijheid weg en laat het individu slechts het recht om te gehoorzamen. De autoriteit die alle economische zaken aanstuurt, beheerst alle aspecten van iemands leven en zijn activiteiten. Zij is de enige werkgever. Alle arbeid wordt gedwongen arbeid omdat de werknemer moet accepteren wat de baas hem gelieft te geven. De economische tsaar bepaalt wat en hoeveel de consument mag consumeren. Er bestaat geen onderdeel van het menselijk leven waarin een beslissing aan de waardeoordelen van het individu wordt overgelaten. De autoriteit bedeelt hem een bepaalde taak toe, traint hem voor zijn werk, en gebruikt hem op de plek en op de wijze die doelmatig geacht wordt." (Hoofdstuk 15)

"Een mens is vrij in zoverre hij zijn leven vormt aan de hand van zijn eigen plannen. Een mens wiens lot bepaald wordt door een superieure autoriteit die de ongedeelde zeggenschap heeft over alle toekomstige plannen, is niet vrij in de zin waarin de term ‘vrij’ door iedereen gebruikt en begrepen werd totdat de semantische revolutie van ons tijdperk een spraakverwarring teweegbracht." (Hoofdstuk 15)

"De vrijheid van de mens onder het kapitalisme is een gevolg van concurrentie." (Hoofdstuk 15)

"Vrijheid is ondeelbaar. Zodra iemand vrijheid begint te beperken, begint men een proces van achteruitgang dat lastig te stoppen valt." (Hoofdstuk 15)

"Zodra de economische vrijheid die de markteconomie aan haar leden toelaat is weggenomen, worden alle politieke vrijheden en formele rechten een grap." (Hoofdstuk 15)

"Een lid van een contractuele samenleving is vrij, omdat hij enkel anderen bedient om zichzelf te dienen. Wat hem beteugelt is slechts het onvermijdbare natuurlijke verschijnsel van schaarste. Voor de rest is hij binnen het kader van de markt vrij." (Hoofdstuk 15)

"In de hegemonische staat bestaat er geen recht noch de wet; er bestaan enkel richtlijnen en reguleringen die de leider dagelijks kan veranderen en met evenveel willekeur kan toepassen, en die de onderdanen dienen op te volgen. De onderdanen kennen slechts een vrijheid: de vrijheid om te gehoorzamen zonder vragen te stellen." (Hoofdstuk 10)

Waarde

"Waarde is niet intrinsiek; het zit niet in voorwerpen. Het komt uit ons binnenste; het is de wijze waarop de mens op de omstandigheden van zijn omgeving reageert. Noch zit waarde in woorden of doctrines. Waarde komt tot uitdrukking in het menselijk ondernemen. Het is niet wat een mens of groep mensen over waarde zegt dat telt, maar hoe ze handelen." (Hoofdstuk 4)

"Een waardeoordeel meet niet, het rangschikt in een schaal van graden, het ordent. Het drukt een voorkeur en een volgorde uit, maar geen maat of gewicht." (Hoofdstuk 4)

"Het is zinloos om over het berekenen van waarde te spreken. Berekeningen zijn slechts met kardinaalgetallen mogelijk. Het verschil tussen de waardering van twee gesteldheden is volledig geestelijk en persoonlijk. Het staat niet open voor projecties naar de externe wereld. Het kan slechts door het individu worden gevoeld. Het kan niet aan een medemens gecommuniceerd of doorgegeven worden. Het is een aan het individu gebonden, innerlijke grootheid." (Hoofdstuk 4)

"Er bestaat geen methode om een waarde-eenheid te construeren." (Hoofdstuk 11)

Welvaart

"Waarde is niet intrinsiek; het zit niet in voorwerpen. Het zit in ons binnenste; het is de wijze waarop de mens op de omstandigheden van zijn omgeving reageert." (Hoofdstuk 4)

"De immense meerderheid streeft naar een grotere en betere voorziening van voedsel, kleding, behuizing en andere materiële bevalligheden. Door een stijging van de levensstandaard van de bevolking vooruitgang te noemen, omarmen de economen geen kwaadwillend materialisme. Zij stellen simpelweg vast dat mensen de drang hebben om de materiële omstandigheden van hun bestaan te verbeteren." (Hoofdstuk 9)

"Wat mensen die het tegenovergestelde beweren ook mogen zeggen, de immense meerderheid streeft in de eerste plaats naar een verbetering van de materiële omstandigheden. Bijna alle mensen willen meer en beter voedsel, betere huizen en kleding en duizend andere aangenaamheden. Ze streven naar overvloed en gezondheid." (Hoofdstuk 9)

"Iemand die leven en gezondheid zo lang en goed mogelijk wil behouden, dient te beseffen dat het respecteren van andermans leven en gezondheid zijn streven beter dient dan de tegenovergestelde handelswijze. Men zou kunnen betreuren dat dit de situatie is. Maar dergelijke klaagzangen kunnen de harde feiten niet veranderen." (Hoofdstuk 3)

"Men dient het volk niet te vertellen: geef toe aan uw drang te moorden; het is daadwerkelijk menselijk en dient uw welzijn het beste. Men dient hun te vertellen: als u uw bloeddorst bevredigt, dan moet u afzien van vele andere verlangens. U wilt eten, drinken, leven in fraaie woningen, uzelf goed kleden en duizenden andere zaken die enkel een samenleving u kan bieden. U kunt niet alles hebben. U moet kiezen. Het gevaarlijke leven van sadistische razernij kan u wellicht bevallen, maar is onverenigbaar met de veiligheid en de overvloedigheid die u ook niet wilt missen" (Hoofdstuk 8)

"De pogingen om het vermogen van een land of van de hele mensheid te bepalen zijn net zo kinderachtig als de mystieke inspanningen om de raadsels van het universum op te lossen door een beroep te doen op de afmetingen van de Piramide van Cheops." (Hoofdstuk 11)

"De natuurkundige weet niet wat elektriciteit ‘is’. Hij kent alleen verschijnselen die worden toegeschreven aan iets dat elektriciteit wordt genoemd. Maar de econoom weet wat het marktproces aandrijft. Het is enkel dankzij deze kennis dat hij marktverschijnselen van andere verschijnselen kan onderscheiden en het marktproces kan beschrijven. (Hoofdstuk 16)

"Het is misleidend om vol te houden dat individuen door zich te integreren in de samenleving en afstand te doen van de beweerde zegeningen van een fabelachtige staat van de natuur, van bepaalde voordelen hebben afgezien en daarom recht hebben op een schadeloosstelling voor wat zij hebben verloren. Het idee dat iemand het beter zou hebben gehad onder een asociale gesteldheid van de mensheid en onrecht wordt aangedaan door het bestaan van de samenleving, is simpelweg absurd. Dankzij de hogere productiviteit van de maatschappelijke samenwerking heeft het menselijke ras zich ver voorbij de marge van het bestaansminimum vermenigvuldigd die geboden werd door de omstandigheden die in tijden van een primitievere arbeidsdeling heersten. Ieder mens geniet een levensstandaard die vele malen hoger is dan die van zijn primitieve voorouders. Extreme armoede en onzekerheid is de natuurlijke gesteldheid van de mens. Het is romantiserende onzin om te klagen over de vervlogen, gelukkige dagen van het primitieve barbarisme." (Hoofdstuk 8)

Wetenschap

"De rede en wetenschappelijk onderzoek kunnen nooit volledige gemoedsrust, onweerlegbare zekerheid en onbegrensde kennis voortbrengen. Iemand die dit zoekt, dient het geloof aan te spreken en zijn geweten door de omarming van een geloofsbelijdenis of een metafysische doctrine het zwijgen op te leggen." (Hoofdstuk 1)

"De natuurwetenschappen maken de toekomst niet voorspelbaar. Zij maken het mogelijk om de resultaten te voorspellen die door bepaalde handelingen worden verkregen. Op twee gebieden bieden zij echter geen uitweg: op het gebied van natuurverschijnselen waarover wij onvoldoende weten en op het gebied van menselijke keuzehandelingen." (Hoofdstuk 6)

"Empirische bevindingen aangaande het menselijk handelen verschillen van empirische bevindingen aangaande natuurverschijnselen aangezien zij praxeologische kennis vereisen en veronderstellen. Dit is waarom de methoden van de natuurwetenschappen ongeschikt zijn voor de bestudering van de praxeologie, economie en geschiedenis." (Hoofdstuk 2)

"Het is een feit dat in de gewapende conflicten uitgevochten die in het verleden werden uitgevochten tussen de Europeanen en primitievere volken van andere rassen, een Europese soldaat meestal partij bood aan meerdere inheemse krijgsmannen. Maar niemand was ooit zo dwaas om de grootte van de Europese superioriteit te ‘meten’." (Hoofdstuk 2)

"De economen die wat zij ‘kwalitatieve economie’ noemen willen inruilen voor ‘kwantitatieve economie’ zitten er faliekant naast. Op economisch gebied bestaan er geen constante verbanden en bijgevolg is er geen meting mogelijk." (Hoofdstuk 2)

"De economische wetenschap is niet, zoals onwetende positivisten maar blijven herhalen, onderontwikkeld omdat het niet ‘kwantitatief’ is. Het is niet kwantitatief en meet niet, omdat er geen constanten bestaan." (Hoofdstuk 2)

"Het is zinloos om tegen te werpen dat het leven en de werkelijkheid niet logisch zijn. Het leven en de werkelijkheid zijn niet logisch, noch onlogisch; ze zijn simpelweg gegeven. Maar de logica is het enige middel dat de mens tot zijn beschikking heeft om beide te begrijpen." (Hoofdstuk 2)

"Het onderwerp van de praxeologie is niet enkel de bestudering van de maatschappij, maatschappelijke relaties en massaverschijnselen, maar de bestudering van alle menselijke handelingen. De term sociale wetenschappen en al haar bijbetekenissen, zijn in dit opzicht misleidend." (Hoofdstuk 23)

"Iemand die een causaal verband bedenkt, bedenkt een theorie. Handelen zonder denken en praktijk zonder theorie, zijn onvoorstelbaar." (Hoofdstuk 9)

"Economie gaat niet over goederen en diensten, maar over de handelingen van levende mensen. Haar doel is niet om oeverloos over denkbeeldige constructies, zoals de evenwichtstoestand, te praten. Deze constructies zijn slechts een hulpmiddel bij het redeneren. De enige taak van de economische wetenschap is het analyseren van handelingen van mensen, het analyseren van processen." (Hoofdstuk 16)

"Of we het nu leuk vinden of niet, het is een feit dat economie geen geheimzinnige kennistak kan blijven die enkel voor een beperkte groep academici en specialisten toegankelijk is. Economie behandelt de fundamentele vraagstukken van de samenleving; zij gaat iedereen aan en behoort iedereen toe. Economie is de voornaamste en gepaste studie van elke burger." (Hoofdstuk 38)

"Economie moet niet verbannen worden tot de klaslokalen en statistische kantoren, en moet niet aan esoterische kringen worden overgelaten. Zij is de filosofie van het menselijk leven en handelen, en betreft alles en iedereen. Zij is de kern van de beschaving en van het menselijk bestaan." (Hoofdstuk 38)

"Het lichaam van economische kennis is een essentieel element in de structuur van de menselijke beschaving; het is het fundament waarop het moderne industrialisme en alle morele, intellectuele, technologische en medische verbeteringen van de laatste eeuwen zijn gebouwd." (Hoofdstuk 39)

"Begrippen als abnormaliteit en perversiteit spelen daarom geen rol in de economische wetenschap. De wetenschap zegt niet dat een mens pervers is, omdat hij de voorkeur geeft aan het onaangename, ongewenste en pijnlijke boven het aangename, gewenste en bevorderlijke. De wetenschap zegt slechts dat hij anders is dan andere mensen; dat hij houdt van wat anderen haten; dat hij als nuttig beschouwt wat anderen vermijden; dat hij genoegdoening haalt uit het verdragen van pijn, terwijl anderen pijn willen vermijden." (Hoofdstuk 4)

"De economische wetenschap zegt niet dat geïsoleerde overheidsinmenging in de prijzen van een enkel goed of een aantal goederen oneerlijk, slecht of ondoenlijk is. Ze zegt dat deze inmenging gevolgen heeft die tegengesteld zijn aan haar bedoelingen, dat het vanuit het oogpunt van de overheid en diegenen die haar inmenging steunen de situatie verslechtert, niet verbetert." (p. 755)

"Wetenschap geeft ons geen absolute en definitieve zekerheid. Het biedt ons slechts zekerheid binnen de grenzen van onze geestelijke bekwaam- en gesteldheid, en de heersende wetenschappelijke kennis. Een wetenschappelijk systeem is slechts een stap in een eindeloos aanhoudende zoektocht naar kennis. Het wordt noodzakelijkerwijs beïnvloed door de ontoereikendheid die eigen is aan iedere menselijke inspanning. Maar het onderkennen van deze feiten betekent niet dat de hedendaagse economische wetenschap achterlijk is. Het betekent slechts dat economie een levend geheel is — en leven betekent zowel onvolmaaktheid als verandering." (Introductie)

"Er bestaat niet zoiets als kwantitatieve economie." (Hoofdstuk 16)

"Economie behandelt echte mensen, feilbaar en onderhevig aan het maken van fouten, geen ideale wezens, alwetend en volmaakt zoals alleen goden dat zouden kunnen zijn." (Hoofdstuk 4)

"Economie, als tak van de algemene theorie van het menselijk handelen, behandelt alle menselijke handelingen — dat wil zeggen, het doelgerichte streven van de mens om de gekozen doelen te bereiken, wat deze doelen ook mogen zijn." (Hoofdstuk 39)

Winsten

"De dividenden van ondernemingen worden in de volksmond winsten genoemd. In werkelijkheid zijn zij de rente op het geïnvesteerde kapitaal plus dat deel van de winsten dat niet wordt geherinvesteerd in de onderneming. Als de onderneming geen succesvolle activiteiten ontplooit, dan worden er helemaal geen dividenden betaald of bevat het dividend alleen de rente op het gehele of een gedeelte van het kapitaal." (Hoofdstuk 15)

"De ondernemer profiteert in de mate waarin hij erin geslaagd is om de consumenten beter te dienen dan anderen hebben gedaan." (Hoofdstuk 16)

"Winsten vertellen de ondernemer dat de consumenten zijn activiteiten goedkeuren; verliezen dat zij deze afkeuren." (Hoofdstuk 26)

"Winsten zijn de drijvende kracht van de markteconomie. Hoe hoger de winsten, hoe beter er in de behoeften van de consumenten voorzien wordt. Winsten kunnen immers enkel behaald worden door afwijkingen tussen de consumentenvraag en de op dat moment plaatsvindende productieactiviteiten weg te nemen. De persoon die het publiek het beste dient, maakt de hoogste winsten." (Hoofdstuk 32)

"De kritiek op winsten van moralisten en prekers mist het punt. Het is niet de schuld van de ondernemers dat consumenten — het volk, de gewone mens — likeur verkiest boven Bijbels en detectiveverhalen boven serieuze boeken, en dat overheden wapens boven boter verkiezen. De ondernemer maakt niet meer winst door ‘slechte’ zaken te verkopen dan door ‘goede’ zaken te verkopen. Zijn winsten zijn groter des te beter hij erin slaagt om de consumenten te voorzien van die dingen die zij het meest intens vragen." (Hoofdstuk 15)

"Winsten zijn niet gerelateerd aan of afhankelijk van de hoeveelheid kapitaal die door de ondernemer wordt gebruikt . Kapitaal ‘verwekt’ geen winst. Winst en verlies worden volledig bepaald door het succes of falen van de ondernemer om de productie aan te passen aan de consumentenvraag. " (Hoofdstuk 15)

cesvol handelen. Het kan niet gedefinieerd worden zonder te verwijzen naar het waarderen. Het is een waarderingsverschijnsel en heeft geen direct verband met de fysieke en andere verschijnselen van de externe wereld." (Hoofdstuk 16)

"Winsten zijn niet gerelateerd aan of afhankelijk van de hoeveelheid kapitaal die door de ondernemer wordt gebruikt . Kapitaal ‘verwekt’ geen winst. Winst en verlies worden volledig bepaald door het succes of falen van de ondernemer om de productie aan te passen aan de consumentenvraag. " (Hoofdstuk 15)